It(em) de vors(creven) gheram en(de) jan gheronx gebruede(re) in p(rese)nc(ia) hebben geloeft / indivisim den vors(creven) arnde gheronx heu(re)n brued(er) en(de) [romboute gheronx] en(de) den and(ere)n borgen / begrepen inden lijfpensie brieve vanden vors(creven) iii rid(er)s des vors(creven) willems / corekens en(de) sijns wijfs en(de) huer goede co(m)m(er)loes en(de) scadeloes te houden en(de) / tontheffen aenden vors(creven) wille(m)me corekens en(de) sijnen wijve vand(er) lijfpens(ien) / d(er) vors(creven) iii rid(er)s met gad(er)s alle(n) voe(r) v(er)schene(n) pachten en(de) toecomen(de) / vallen(de) pachte(n) [d(er) selv(er)] en(de) d(aer) toe so vele te doene dat de selve lijfpensie / mette(n) naeste(n) verschinen(de) pachte afgequeten sal worden Alsoe dat de / selve arnd en(de) dande(re) borge(n) d(aer) inne beg(re)pen [voe(r) staen(de)] en(de) huer goede d(aer) af tewigen / dagen los en(de) vrij blive(n) sullen Behoudelic oft de selve gheram en(de) / jan mids d(er) doot des vors(creven) arnds die alleene sijn leven due(re)nde sijn / heffen heeft inde vors(creven) ix sacke(n) corens vande(n) heffene d(er) selv(er) beroeft / worden dat sij in die(n) gevalle tgebrec vand(er) selv(er) lijfp(ensien) metten / lijfpens(ien) brieve vand d(aer) af soelle(n) mogen v(er)halen opden selven arnde / en(de) den and(ere)n borgen inden selve(n) begrepen en(de) op huer goede gelijc hen / dat naeden rechte sal mogen dienen en(de) behoe(re)n niet wed(er)staen(de) / d(er) vors(creven) geluften van ontheffen vors(creven) eisd(em) /