It(em) de voirs(creven) jan vanden boeme en(de) magriete sijn wijf/ in p(rese)nc(ia) hebben geloeft ind(ivisim) den voirs(creven) henricken/ peete(re)n en(de) katline(n) vand(er) leeps janne van ijssche/ geheeten de scoemake(re) sone wilen jans en(de) marien/ vander leeps sijnre huysvrouwen en(de) elke(n) van hen
//
bezund(er) en(de) huer goede hen in deylingen gevallen tot/ eewigen dagen scadeloes te houde(n) en(de) costeloes tontheffen/ aen andriese moens dreye(re) sijne(n) erve(n) en(de) nacomelinge(n)/ van eene(n) molevate roghs erfs pachts dat de selve/ andries houden(de) es aen een stuck lants houden(de) iii vierdeel/ paulo toebehoe(re)nde den cloeste(re) vand(er) halfstraten gelege(n)/ te winxele opt perreken tussche(n) de goede [vacat]/[vacat] Welc stuc lants henric wile(n)/ vand(er) leeps verma(n)gelt en(de) verwisselt hadde voir iii/ vierdeel lants gelege(n) opt herentvelt tussche(n) arnde/ baerts en(de) diericke van langrode En(de) welke iii vierdeel/ den voirs(creven) janne vande(n) boeme en(de) magriete(n) sine(n) wive/ in deilingen gevallen sijn Ende dien last vand(en) voirs(creven)/ molevate roghs erflic dragen en(de) betalen uut ende vande(n)/ goeden die hen gelijc voirs(creven) is in hue(re)r deilinge(n) tegen/ den voirs(creven) p(er)soene(n) gevallen sijn Bekennen(de) de selve jan/ en(de) sijn huysvrouwe dat hen de selve huer goede tege(n)/ den selve(n) p(er)soene(n) in deilinge(n) gevallen sijn op de vorw(er)de/ te weten(e) dat sij den voirs(creven) last vanden voirs(creven) molevate/ roghs of corens sculdich sijn te dragen en(de) dander/ goede d(er) ande(re)n p(er)soene(n) dair af teewigen dage(n) tontheffen/ cor(am) witte beert decembr(is) s(ecund)[a]