It(em) willem van willebringhen wonen(de) taetrode zone wijlen jans in p(rese)ncia etc(etera)/ heeft ghenome(n) ende bekent dat hij ghenome(n) heeft tegen de heylighegeestmeest(er)s/ van aetrode inden name en(de) van wegen desselfs helichs geest alle alsulken/ goede als de selve heylighegeest liggen(de) heeft bynne(n) der p(ro)chien van aetrode oft/ dair omtrent buyten der prochien te weten(e) een huys ende hoff metten wynnen(de)/ landen beempden ende ande(re)n sine(n) toebehoirte(n) ghelegen inde p(ro)chie van aetrode/ te houden(e) te hebben en(de) te wynnen van half meerte dat wai naistcomen(de)/ enen t(er)mijn van drie jairen lanck due(re)nde deen nae dande(r) sond(er) myddel/ volgen(de) elcx jairs dae(re)n bynne(n) te weten(e) de voirs(creven) wynnen(de) lande voe(r) ende/ o(m)me viii sacken r herts corens goet en(de) payabel der maten van thienen/ en(de) pacht van aetrode alle jaire tsinte andries misse apostels te betalen(e) en(de)/ tot aetrode televe(re)ne ende de voirs(creven) beempde voe(r) en(de) om xiii gul(den) te weten(e)
//
te weten(e) x stuv(er)s voir elken gul(den) gerekent tsinte m(er)tens misse inden/ wynt(er) te betalen(e) den voirs(creven) heylighegeestmeest(er)s tot behoef des voirscr(even) / heyligegeest jairlix den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde ende telken t(er)mijne als/ vervolghde schout opde vurweerde en(de) (con)dicie(n) h(ier) ond(er) besc(re)ven Inden yerste(n)/ dat de voirs(creven) willem van willebringe(n) jairlix sine(n) t(er)mijn due(re)nde de voirs(creven) / wynnen(de) lande wel ende loflick wynne(n) werven ende ov(er)mesten sal gelijck/ reghenoote(n) It(em) sullen de voirs(creven) heyligegeestmeest(er)s en(de) willem allet/ ooft jairlix opde goede wassende halff en(de) halff hebben ende willem sall/ dat t(er) eerden leeve(re)n ende will de heyleghegeestmeeste(re)n sulle(n) de dachhue(re)n/ betalen It(em) es voort vorw(er)de dat de voirs(creven) wyn jairlix leve(re)n sall een hond(er)t/ walms om dien opdehuysinghe voirs(creven) verdect te worden(e) van welken deckene/ de voirs(creven) wynne den werclyeden den montcost geve(n) sall ende de heyligeest/ meest(er)s de dachhue(re)n It(em) sal voirt de voirs(creven) wynne de wande vanden voirs(creven) / goeden vand(er) und(er)ster rijkelen ned(er)weerts op sine(n) cost houden(de) in goeden/ state en(de) rep(ar)acien It(em) es voirt vurw(er)de dat de voirs(creven) wynne jairlix coepe(n)/ sall vijftich hoepe stroes die hij en(de) de heylighegeestmeest(er)s ghelijck/ betalen zulle(n) die de voirs(creven) wynne met sine(n) beeste(n) bynne(n) den voirs(creven) goede/ ette(n) sal en(de) dair af mest maken en(de) dat vue(re)n opde lande tot hue(re)n meeste(n)/ p(ro)fijte It(em) en sal de voirs(creven) wynne opde voirs(creven) beempde en(de) goede niet/ meer mogen houden dan alsoe vele als hij behooft o(m)me die te bevreden/ en(de) dat t(er) mynst(er) schaden It(em) sall de voirs(creven) wynne tot sine(n) afscheyden(en)/ de voirs(creven) wynnen(de) lande wel en(de) loflick bezaeyt laten met goeden wynt(er)coren(en)/ ghelijck hij die tot sine(n) aencomen(en) vant ende de selve goede ten selve(n)/ lesten jaire schatten eer men de pycke dair aen slaen sal en(de) op datmen/ dan bevindt dat de selve goede erger wae(re)n dan xv sacke corens d(er) mate(n)/ van thienen en(de) pacht van aetrode dat sal de voirs(creven) wynne de(n) voirs(creven) / heylighegeestmeeste(re)n opleggen en(de) betale(n) ende oft zij beter waren dat/ sal den voirs(creven) wyn volgen want de selve goede ten aencomen(en) des voirs(creven) / wynne(n) dair op gheschadt wae(re)n Hier af sijn borghe(n) des voirs(creven) wynne(n) als/[p(ri)ncipael schulde(re)n ind(ivisim)] woute(r) vanden wouwe(r) zone wijlen goorts wonen(de) taetrode en(de) henrick/ smeets wonen(de) te boensbeke et p(rim)[(us)] cor(am) zande col(onia) februarii ix