It(em) henrick van pulle ende joff(rouwe) m(ar)griete vanden hornicke sijn wijff in p(rese)nc(ia)/ hebben ghelooft ind(ivisim) vrancken en(de) lodewijken willem(air)s ghebruede(re)n zonen vranx/ wijlen willem(air) ende janne van buetssele vetwarier aut alt(er)i dat sij aen/ h(ere)n willem(me) edelhee(re) prieste(r) tussche(n) dit ende den xii[ste(n)] dach der maent van julio/ naestc(omende) [lossen en(de) afquijten zullen alsulke iii rijd(er)s erf(liker)] die de voirs(creven) h(er) willem tande(re)n tijden teghen katline(n) willemairs/ weduwe meest(er) henricx wijlen dillen en(de) hectoren pauwels goutsmet aen/ ende op de goede h(ier) onder bescreve(n) v(er)creghen heeft Inden yersten aen en(de) op huys/ ende hoff met sine(n) toebehoirte(n) ende mett(er) schue(re)n dair toebehoren(de) dat wijlen der/ voirs(creven) katline(n) toe tebehoe(re)n plach nu den voirs(creven) henr(icke) van pulle toebehoren(de)/ gheleghen inde steenstrate teghen de gulden mouwe tussche(n) de goede jans wijle(n)/ gheylinck ende de goede meest(er) roelofs wijlen van beringhe(n) It(em) aen ende/ op huys ende hoff met sine(n) toebehoirte(n) dat den voirs(creven) hectoren toe te behoe(re)n plach
//
nu toebehoren(de) katlinen smoers gheleghe(n) inde scipstrate tusschen/ de waghe ende de goede willems wijlen rauwesijn Ende dair toe/ soe vele te doene dat de voirs(creven) goede vanden selve(n) iii rijd(er)s erf(liker)/ van dan voortaen ende desgelijcx de voirs(creven) vrancke vand(er) gelufte(n)/ van ontheffene die hij den voirs(creven) hectoren o(m)me tvoirs(creven) huys ende/ hoff als nu der voirs(creven) katline(n) smoers toebehoren(de) gedaen ende/ ghelooft heeft dair aff onthave(n) ende ontlast te zijne en(de) te bliven(e)/ tot ewighe(n) daghe(n) Met (con)dicien dat ind(er) afquijtinghe(n) der voirs(creven)/ iii rijd(er)s erf(liker) de voirs(creven) henrick van pulle den pontpe(n)ninck vande(n)/ ii rijd(er)s betalen ende draghen sal ende de vors(creven) lod(ewijk) willem(air)/ tot sine(n) coste vande(n) derde(n) rijde(r) alsoe v(er)re d(air) inne e(n)nige pontpe(n)ninge/ met rechte verschene(n) wa(r)en Ende van al des voirs(creven) is es borghe/ der voirs(creven) ghehuyssche(n) als p(ri)ncipael schulde(r) pet(er) vande(n) berghe nu/ t(er) tijt scepen(e) te loven(e) Et p(ri)mi duo cor(am) meld(er)t naus(nijdere) aug(usti) xiii