Cum hac (con)dic(i)o(n)e hoe wale de voirs(creven) brueder rogier henrick en(de)/ katline vanden kerchove dobbel brieve hebben elken van eene(n) rijd(er)/ lijftochten soe es vurw(er)de dat de voirs(creven) schulde(re) eens des jairs/ met eene(n) rijder te betalen(e) ghestaen sall mair sullen sij hen de selve/ brueder rogier henrick en(de) katline(n) moghen behulpen met welken/ brieve hen dat ghelieve(n) sall Behoud(elic) dat sij h(ier) mede egheen pande/ eysschen en sullen moghe(n) het en ware dat sij ghebreck vonden ind(er)/ yerst(er) guedinghen ende vestich(eit) voirs(creven) cor(am) eisd(em)