H(ier) nae volghen die haeflijke goede Inden yersten een scapreede/ van scrijnhoute een voudezijde van scrijnhoute eene(n) mans zetel/ van weken houte een coetsse van scrijnhoute met 1 bedde van x/ vier(delen) een zijdele van weken houte een cleyn scrijnken van/ weekenhoute iii scabellen van scrijnhoute eene(n) scrijnhoute(n) zetel/ iii cop(er)e panne(n) i gansepanne ii grote lepels de(n) eene(n) ys(er)e(n) den/ ande(re)n cop(er)e(n) eene(n) kandelee(r) een ys(er)en speetken een leere eene(n)/ crauwel vijf sitten cussene een groot oercussen en(de) een cleyn een/ vleeschvat een cleyn becken een cruycke It(em) een scrijnhoute(n)/ trissoer een scrijnhoute(n) voudezijle een wynt(er)coetsse va(n) scrijnhoute/ een rijcleet met eender geerden ii g[(r)o]te weeke berde(re)n