It(em) peter de naen vleeschouwe(r) soen jans de naen heeft bekindt ontfanghen/ te hebben van janne bock riembesleghe(r) en(de) margrieten ghijs zijnen wive/ twintich rijnsch(en) gulden(en) te xx stuv(er)s tstuc die hem vallen souden te/ kersmisse naestcomende van alsulken tweehondert rijnsch(en) gulden(en) alse/ de voirs(creven) jan den voirs(creven) pet(ere)n met lijsbetten ghijs zijnen wive docht(er)/ jans wilen ghijs brueders der voirs(creven) margrieten in huwelik(er) vorw(er)d(en)/ anderwile voe(r) notair(is) en(de) getuygen toegeseeght ende gelooft hebben tot/ zek(ere)n t(er)mijnen te betalen van welken xx rijnsch gulden(en) voirs(creven) de voirs(creven)/ peter hem hielt voer wel betailt en(de) vernueght Scelden(de) d(air) af ende/ van allen termijnen vander voirs(creven) so(m)men voe(r) desen daghe gevallen/ den voirs(creven) janne en(de) zijnen wive volcomelic quijt Gelovende hen d(air)af/ ne(m)mermeer teysschen of aen te spreken in e(n)niger manie(re)n mair hen/ d(air)af alt(oes) in te staen en(de) recht warand te zijne tegen eene(n)yegeliken/ Cor(am) jud(oco) abs(oloens) lynden nove(m)br(is) ix