It(em) jan vanden velde woenen(de) ts(in)te pet(er)srode heeft bekendt v(er)cocht/ te hebben reyne(re)n vander rivie(re)n geheten daneels alsulke(n) vruchten/ van wynt(er)coirne als hij jan staende heeft wassende op de goede/ h(ier) na bescr(even) Te weten yerst op drie dachmail lands gelegen/ te rode voirs(creven) opt rodervelt tuschen de goede sheilichs gheests/ van rode voirs(creven) en(de) joff(rouwen) elzen pynnox weduwe willems wile(n)/ van daelhem It(em) op een dachmail lands gelegen opt selve velt/ tuschen de goede svoirs(creven) helichs gheests en(de) lijsbetten weduwe/ jans wilen toemelinghs voe(r) en(de) om xvi licht gulden(en) te x/ stuv(er)s tstuc d(air)af hij jan hem bekendt heeft voe(r) wel betailt/ en(de) vernueght scelden(de) den voirs(creven) reyne(re)n d(air)af volcomelic quijt/ ende geloven(de) hem de voirs(creven) vruchten toeghste naistcomen(de)/ peislic te doen en(de) te laten volgen en(de) d(air)af warand te zijne/ Heeft voirt bekendt de voirs(creven) jan de voirs(creven) reyne(re)n vercocht te/ hebben een zwerte coe voer en(de) om vi gulden(en) te x stuv(er)s/ tstuck d(air)af hij hem oic bekendt heeft voe(r) wel betailt scelden(de)/ den voirs(creven) reyne(re)n d(air)af volcomelic quijte cor(am) blanck(aer)t hoeve(n)/ januarii xxviii