It(em) barthelmeeus van h(er)bays heeft ontsedt op eene(n) borghe/ te daghe ende te rechte te comen(e) alsulken p(aar)t als meest(er) peeter/ van loven(e) beslaghen heeft voir schout die hij den voirscr(even)/ barthelmeeuse eysschende es Dair voe(r) es borghe des voirg(enoemde)/ berthelmeeus meest(er) henrick van buetsschore apothecar(is) Et/ p(ri)m[(us)] cor(am) blanck(aer)t m(er)sels april(is) ultima