Nae dien dat in rechte comen is inde banck voe(r) meye(re) en(de) scep(enen) van/ loeven(e) jouffr(ouwe) lijsb(eth) daneels geheeten hacke geleydt zijnde nae den/ rechte der stad van loeven(e) tot allen den goeden have en(de) erve jans/ van kerckem zone joncker adams van kerckem voe(r) hue(r) wettich/ gebreck van lxxv rijnsch guld(en) tseghen he(re)n janne van longchamp/ ridd(er) den jonge(n) met jouffr(ouwen) jolijne(n) van longchamp zijne sust(er) en(de)
//
wettich wijff des voirs(creven) jans van kerckem seggen(de) de voirs(creven) jouffr(ouwe)/ lijsb(eth) navolgen(de) den voirs(creven) beleyde en(de) den vo(n)nisse van contumacien dair/ uut gespruyt dat zij begh(eer)de betalinge vand(en) wettigen gebreken voirs(creven)/ oft dat hue(r) de bladinge vand(en) hove van mont a marilles met zijnen/ toebehoirten vand(en) moelen te cleyn adorp ende oick van zeke(re) lande(n)/ ghelden(de) in pechtingen jairl(ix) viii mudden corens volgen soude de welcke/ de voirs(creven) h(er) jan en(de) vrouwe jehanne van berloo eensdeels onlancx te/ weten(e) xxii daghe in decembri int jair van lxxx genome(n) hebben voe(r)/ scepen(en) van loeven(e) jegen janne van kerckem en(de) zijnre weerdynnen/ voirs(creven) op de waelgulde van l mudden corens goets en(de) payabels der/ maten van thienen met wanne en(de) vede(re)n wel bereyt en(de) xxiiii rins/ guld(en) te xx st(uvers) tstuck en(de) iii pl(a)c(ken) den stuve(r) erfl(icker) rinten nae inhoudt/ der brieve(n) dair aff zijnde Seyde voirts de voirs(creven) jouffr(ouwe) lijsbeth/ dat gt tvoirs(creven) hoff de mont a marilles den moelen en(de) oick zeke(re)/ ande(re) lande voirtijts en(de) ten tijde doen zij geleydt wordt de voirs(creven)/ jan van kerckem en(de) jouffr(ouwe) jolijne zijn weerdynne die hantplichten en(de)/ besaten en(de) d(air) aff in volcomend(er) possessien wa(r)en dwelck zij boot te/ thoene(n) e(m)mer eene(n) t(er)mijn van ix oft x ja(r)en toesiende den oude(n)/ he(r) van longchamp ende zijne(n) zone den jongen he(r) van longchamp/ voirs(creven) he(r) van dompie(re) dies zij ten dage van thoene(n) d(air) toe/ gestelt geheelijc en(de) al volquam Dair op dede segge(n) de voirs(creven)/ h(er) jan dat den vors(creven) janne van kerckem en(de) jouffr(ouwen) jolijne(n) de/ voirs(creven) goede in huwelijcker vorweerden gegeven wa(r)en op condicie/ wairt dat de voirs(creven) jan van kerckem niet alsoe vele in en brachte/ van zijnre zijden als de goede hem gegeve(n) weert wa(r)en dat/ dan die ghifte van gheenre weerden zijn en soude met vele/ woirden en(de) allegacien bij hem voirtgestelt luttel oft niet inden/ rechte dienen(de) Soe hebben de he(re)n scepen(en) van loeven(e) t(er) maniss(en)/ smeyers gewijst dat der voirs(creven) jouffr(ouwe) lijsb(eth) aen de bladinghen/ vand(en) goeden dair questie aff is volghen sal hue(r) wettige/ scult navolgen(de) hue(re)n scepen(en) brieven soe vere zij die bij/ eede c(er)tifice(re)n sal Cor(am) o(mn)ib[(us)] scab(inis) dempto roelants febr(uarii) xxi