It(em) henrick van eldebroeck wonende te donghelb(er)ghe die wyn heeft/ gheweest jans blanckaerts zone wijlen jacops in sijne(n) hove te doerne/ heeft ghelooft den selve(n) janne xlviii(½) stuv(er)s te iii pl(a)c(ken) tstuck tussche(n)/ dit en(de) kersmisse naestcomen(de) te betalen(e) ass(ecutu)[m] en(de) heeft voort ghelooft/ de selve henrick opte leggen(e) en(de) te betalen(e) alle alsulken ghebreken/ als bevonden sullen wordde(n) bij viere eertwynne(n) dair af de twee/ bijden voirs(creven) ja(n)ne en(de) dande(re) ii bijden voirg(enoemde) henricke soe eer soe bat/ genome(n) en(de) gecore(n) sulle(n) wordde(n) van alsulken meswynnen(e) als de/ voirs(creven) henric inde lande voirs(creven) meswo(n)ne(n) heeft en(de) van x boende(re)n/ lants te mergelen welke gebreke de vors(creven) henrick uutreycken en(de)/ betalen sal alsoe de voirs(creven) eertwynne(n) dat eendrechtelijck uutspreke(n)/ sulle(n) en(de) de selve uutsprake te voldoene tussche(n) dit en(de) ons(er) liev(er)/ vrouwe dage nativitat(is) naestc(omende) q(uolibet) ass(ecutu)[m] cor(am) hoelair thenis no(vem)[b(ris)] iii[a]