Want jan van hove gheheeten de becke(re) van steynhockezeele/ opten dach van heden voir ons ghethoent heeft eene(n) scepen(en) brief/ van loven(e) vander dat(en) xiiii[c] lxx decembr(is) v[ta] spreken(de) van eene(n)/ mudden corens lijft(ocht) ten live des voirs(creven) jans ende barbelen sijnre/ docht(er) Te weten ten live van eene(n) yegelijken (½) mudde d(aer) aff op/ goessen vanden eynde wonen(de) tot humeleghe(m) zone wijlen jans vall(ende)/ opten v[ten] dach van decembri te steynhockezeele te leve(re)n bezeghelt/ met ii zegelen dair af den eene(n) eensdeels gebroken was maer/ dwas dair af lach inden selve(n) brieff en(de) den ande(re)n al ghegheel/ beghe(re)nde dien h(er)zegelt te hebben gem(er)ct dat den ghebroken(en) zeghel/ noch vande(n) selve(n) daghe gheheel geweest hadde alsoe hij dat boot/ ten heylighe(n) te houden dwelck hij volquam Soe es ghet(er)mineert/ datmen de zeghele beyde v(er)nyeuwe(n) soude cor(am) d(i)c(t)o joh(ann)e pynnoc/ molen burg(imagistro) roelofs roelants hoelair thenis scab(inis) et plu(r)ibus/ aliis de (con)silio junii xxvi