It(em) vander aenspraken die jan de vos legwercke(r) inden name ende/ alse p(ro)cureur also hij seide katlijnen zijnre swegher weduwe/ jans wilen vanden poele gedaen heeft inde banck voe(r) meye(re)/ ende scepen(en) van loeven tot bellene vanden poele woenende/ nut(er)tijt te thienen alse van elff moel(evate) rogs der maten van lov(ene)/eende twee rinsch(en) gulden(en) eens die de selve bellen der voirs(creven)/ weduwen sculdich en(de) belang was ende den vors(creven) wilen janne/ heuren manne gelooft hadde te geven en(de) te betalen also de vors(creven)/ jan de vos seide Daer op de voirs(creven) bellen hem v(er)antw(er)dende/ dede seggen dat hij geheelic ontkynde de voirs(creven) gelufte den/ voirs(creven) wilen janne vanden poele gedaen te hebben deylende d(air)af/ den behoirliken eed hopende so verre hij hem dair toe/ gewesen zijnde dien eed dade dat hij der aenspraken ongehouden/ soude sijn Ende den voirs(creven) bellene tot zijnen eede gewesen/ zijnde en(de) dien doen soude inde banck alh(ier) quam aldair de/ vors(creven) weduwe seggende dat hij dien eed also niet sculdich/ en ware te doene noch dair toe alsoe geadmitteert te worden/ want de sake heure alleene aenging en(de) niet den vors(creven) janne/ heuren behuwden sone Dair tegen de vors(creven) bellen dede/ seggen dat hij hoopte met zijnen eede voert te varen ende/ dien te doene evenverre de vors(creven) jan de vos ten opstaene/ der h(ere)n scepen(en) in rechte niet en quame noch en compareerde/ Hebben de scepen(en) van loeven ter manissen smeyers/ gewijst voer een vo(n)nisse so verre de voirs(creven) jan de vos/ niet en quame ten opstaene smeyers en(de) van hen scepen(en)/ gelijc hij en dede dat dan de voirs(creven) bellen vanden voirs(creven)/ aenspraken ongehouden sall zijn cor(am) abs(oloens) boxhoren roel(ants)/ liefkenrode tants decembris quinta