Nae dien de geswoiren(en) vand(en) huyvetters a(m)bachte/ binne(n) loeven(e) ontboden hadden voe(r) den raide/ vander stad clementen segaerd(en) den selve(n) te kinne(n)/ gheven(de) hoe hij tot anderen tijden van eender/ vrouwen p(er)soen gehadt hadde een kint en(de) dat/ binnen huyse overmidts den welcken hij/ geduempt was in eene(n) kuer dair op staen(de)/ ind(en) rolle vand(en) selven ambachte Seggen(de)/ voirts dat de voirs(creven) clement alnoch bijd(er) voirs(creven)/ vrouwen p(er)soon blijft sitten(de) als hij te voren/ gedaen heeft en(de) zoe verre hij bekinde dat/ hij bijd(er) voirs(creven) vrouwen p(er)soon alnoch sidt/ soe bekint hij die waerheyt en(de) in gevalle/ van ontkinnen(e) soe presenteerde sij dat te/ thoen(en) ende dit bij hem getoent oft bijden/ voirs(creven) clement bekint soe concludeerde sij/ dat hij ind(en) kuere bij hem ter saken van/ des(en) eens gegeven alnoch weder omme/ open nieuwe te gheven(e) en(de) alsoe dicwijle/ en(de) menichwerven als hij bevonden sal/ wordden sitten(de) mett(er) voirs(creven) vrouwe(n) p(er)soen/ Wair op de voirs(creven) clement antwoirde en(de)/ seyde kinnen(de) dat hij metter voirs(creven) vrouwe(n)/ p(er)soon tot anderen tijden mesdaen en(de) hadde/ oick dair o(m)me moeten den kuer bet(alen)/ dair op staen(de) mair overmidts dat hij ten/ tijde vander terminatien met der welcker/ hij geduempt was die niet wel verstaen en/ hadde soe was hij comen bijder stad om/ daer van een verclaren te hebben(e) wes/ hij sculdich soude sijn te doene met der voirs(creven)/ vrouwen p(er)soen daer hij tot andere(n) tijd(en)/ soude mede mesdaen hebben seggen(de) dat/ hem den raidt alsdoen verclairde dat
//
hij der voirs(creven) vrouwen p(er)soon soude moghe(n)/ werck gheven binnen sijnen huyse en(de) soude/ binne(n) den selven moeghen sitten wercken/ behalven dat hij als hem de geswoiren(en) nu/ en(de) namaels sullen versueken op sijnen eedt/ dat hij hem dair van sal sculdich sijn te/ purgeren bij eede oft hij mett(er) voirs(creven) vrouwe(n)/ p(er)soon te doen(e) hadde gehadt seggen(de) dair/ hem dit den raidt verclairde dwelck/ hij p(rese)nteerde te thoen(en) ende dit bij hem getoe(n)t/ oft bijd(en) voirs(creven) gezwoiren(en) beki(n)t (con)cluderen(de)/ dat hij van hennen eysch geabsolveert/ soude wordden dwelck he(m) de voirs(creven)/ geswoiren(en) ontkinde soe dat beyde de/ partijen gewes(en) wordden tot he(n)ne(n) thoen(en)/ en(de) nae dien de gezwoiren(en) henne(n) thoen/ geleydt hebben(de) soe exhibeerde de voirs(creven)/ clement sijn interrogator(ie) die welcke/ aldair ind(en) raide en(de) in p(rese)ntien vanden/ gezwoiren(en) geles(en) wordde en(de) die gelesen/ sijnde soe bekinde aelbrecht tants ind(en)/ name en(de) als p(ro)cur(eur) der voirs(creven) gezwoiren(en)/ dinhoudt vand(en) selve(n) wair op clement/ voirs(creven) dede seggen dat gheend(er) schoende(re)n/ thoon en es dan dbekinnen van partijen/ concluderen(de) dair omme als vo(r)e p(rese)nteren(de)/ sijnen eede te doene achtervolgen(de) de(n) v(er)clairen(e)/ he(m) bijd(en) raide ged(aen) Wair op de voirs(creven)/ gezwoiren(en) seyde(n) dat sij genoech getoent/ hadden om tot haerer conclusien te comen(e)/ p(re)se(n)teren(de) in hue(re)r (con)clusie te comen(e) begheren(de)/ recht en(de) terminatie soe is getermineert/ nae aensprake verantwoird(en) ende thoen/ vand(en) gezwoiren(en) en(de) nae hen selfs
//
bekinnen dat clement der aenspraken va(n)d(en)/ geswoiren(en) ongehoud(en) sijn sal op die p(rese)ntatie/ bij he(m) gep(rese)nteert cor(am) oliviers soete cav(er)soen/ burg(imagist)ris blanckairt roelofs lind(en) arenb(er)ghe/ mille notscale (et) aliis de (con)silio dece(m)br(is) xxii