Cond sij allen lieden dat henric zoeten heeft geloeft alse in willem van hel herlaer/ hantscoenmaker te betale(n) tussch vier crone(n) vranc(rijx) te wete(n) een croen d(aer) af tusschen dit/ en(de) tsaterdaeghs voe(r) beloken(en) paesschen naist comende en(de) dander iii crone(n) daer af/ te pinxst avonts d(aer) na sond(er) myddel volgende quol(ibet) ass(ecutum) alse in beternissen/ vander quetsue(re)n die de voirs(creven) henric zoeten gedaen hadde lijnkene docht(er) des/ voirs(creven) willems noch heeft de voirs(creven) henric zoeten geloeft den voirs(creven) willem/ inder voirs(creven) bet(er)nissen af de doen en(de) te betale(n) den meester die de voirs(creven) lijncke(n)/ onderhanden gehadt heeft en(de) noch heeft o(m)me te genesen En(de) mids deser/ bet(er)nissen soe hebben bekent en(de) verlijdt de voirs(creven) willem en(de) kath(er)ine sijn/ wijf dat de ut hen vand(er) voirs(creven) quetsue(re)n die de voirs(creven) henric de(n) voirs(creven)/ kijnde gedaen heeft te vollen gebetert heeft En(de) hebben hem d(aer) af voir/ hen en(de) voir tvoirs(creven) kijnt in rechter zoenen quijt gescouden En(de) die zoene/ vast en(de) gestedech houden hier wae(re)n over jan vanden huffle co(m)mmoing(e)meest(er)/ en(de) gielijs de rike (et) woudter pynnoc scepen(en) van lovene datu(m) anno/ d(omi)ni m[mo] cccc[mo] undeci(m)o ip(s)o die parascheves/