Ite(m) voert es hoe(r) segge(n) dat alsulke(n) br(ief) als de vors(creven) jan va(n) dagbeemo(n)t heeft / besegelt vande(n) abdt en(de) conve(n)t va(n) harstires sal blive(n) ligge(n)de ond(er) scepen(en) / va(n) harstir(es) tot behoef des vors(creven) h(ere)n jans o(m)me hem d(aer) mede te behulpen sijn / schout te v(er)crigen vand(er) vrome(n) vande(n) vors(creven) goeden nae inhoude(n) vande(n) selve(n) br(ief) /[vacat] (et) [p(ar)tes] promis(eru)nt tene(re) [vacat] borch(oven) mulke no(vem)[br(is)] x viii /