Item de voirs(creven) willem van duysborch en(de) sijn wijf sijn come(n) (et)c(etera) en(de) hebbe(n) bekent/ dat sij wittelic vercocht hebbe(n) machtelde(n) die wijf es jans vande(n) speelhove/ al alsulke(n) haeflike goede alse d(er) voirs(creven) katline(n) bleve(n) moge(n) sijn nae de doet/ maghtelde(n) wilen vande(n) speelhove moed(er) d(er) voirs(creven) katline(n) en(de) hen blive(n) (ende)?
//
verschine(n) mochten na de doet des voirs(creven) jans vande(n) speelhove sijns [haers] vaders hoe/ die ghenaempt sijn ende hebbe(n) geloeft de voirs(creven) wille(m) en(de) katline sijn wijf/ dat sij die haeflike goede ne(m)m(er)meer aenspreke(n) en selen in gheene(n) rechte/ gheestlijc noch went(er)l we(re)ntlijc bij hen selve(n) noch bij nymande anders/ van hae(re)n wegen in gheenre manie(re)n hier in altoes uutgescheiden/ beruerlike goede dieme(n) heet vliegende erve Voert hebben quijtgeschouden/ de voirs(creven) wille(m) en(de) katline sijn wijf den voirs(creven) janne vande(n) speelhove/ en(de) maghtelden sijn wijf van dien dat de voirscr(even) jan vande(n) speelhove(n) en(de)/ machtelt afgebroken hebbe(n) of doen afbreke(n) een huys met sinen/ toebehoirte(n) dat te staen plach inde vekensd verkensdonck op de erflich(eit)/ die na de doet des voirs(creven) jans vande(n) speelhove den voirs(creven) willem(me) en(de)/ sine(n) wive toebehoe(re)nde sal sijn Ende hebbe(n) bekent ende beleydt de voirs(creven)/ willem(me) ende sijn wijf dat de voirs(creven) jan vande(n) speelhove en(de) maghtelt/ sijn wijf hen vande(n) voirs(creven) huyze en(de) van alle(n) dien des sij hen daer aen/ vercort mochten hebben volcomelic en(de) al hebben ghenoech gedaen/ en(de) vernueght Gelovende hen noch den e(n)nighen van hen nu(m)m(er)meer/ daer af aensprake tichte noch calangie te doen in gheene(n) rechte/ gheestelijc noch we(re)ntlijc in gheenre manie(re)n cor(am) eisd(em)