It(em) henric van gheele van holsbeke es comen in yeghewoirdich(eit) / d(er) scepen(en) van loven(en) en(de) heeft ghenome(n) en(de) bekent dat hij ghe / nomen heeft jegen ja(n)ne vand(er) lane(n) de goeden h(ier) nae / bescreve(n) te weten de helicht van drien boend(er) lants ghelegen / inde prochie van holsbeke tusschen den strate van atten / hove(n) en(de) de goeden wout(er)s [van] kesselle It(em) noch een stuck / lants ghelegen opt lang velt tusschen den goeden goirds van / daulez en(de) de strate van atte(n)hoven voirs(creven) It(em) een stuck lants / ghelege(n) op dov(er)ste velt tusschen den goeden goirds van daulez / voirs(creven) en(de) de zauluwe st(ra)te It(em) de helicht van iiii boend(er) lants / ghelegen biden [beneden] thof van attenhove(n) tusschen de goeden raes / van lyntre in beyden ziden Te houden te hebben / en(de) te wynne(n) van halfm(er)te lestleden ene(n) t(er)mijn van / neghen jae(re)n lang deen na dand(er) sond(er) middel volgende / Elx jairs dae(re)n bynne(n) om xv mudden rogs goet en(de) payabel / d(er) maten van loven(en) alle jae(re) sinte andriesmisse apostels te / betalen [en(de) te loven(en) te leve(re)n] rase van lynt(er) en(de) janne vand(er) lane(n) oft e(n)nich / van hen bringe(r) briefs den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) telke(n) / t(er)mine als vervolghde schout It(em) es vorwerde dat / de voirs(creven) henric van gheele de voirs(creven) goeden laten sal / te sine(n) uutgaene alsoe hijse vant te sine(n) incomen / Te weten [v dach(mael)] bezaet met rogge op vier ghetide / voe(re)n en(de) ghemest met x botvoe(re)n mest It(em) x dach(mael) / al gheheel en(de) ghemest ten rogge en(de) de helich / vanden vier boende(re)n voirs(creven) sal de wynne oic gheheel / laten Inde est fideiussor walt(erus) w vand(er) straten / de wezemale Et p(ri)m[(us)] key(enoegh)[e] hug(ar)d(en) junii xxii /