It(em) henrick coels in jeg(enwordicheit) der scepen(en) van loven(en) gestaen heeft / genome(n) en(de) bekent dat hij genome(n) heeft jege(n) janne van bulle / strate(n) molne(re) de scampmolen gehete(n) de viermolen gelege(n) op / dulake tege(n) de capelle vande(n) xii apostele(n) te houde(n) en(de) te hebbe(n) / van sint jansmisse naestcomen(de) eene(n) t(er)mijn van vi jare(n) lang deen / na dander sonder middel volgen(de) Te weten(e) voe(r) en(de) o(m)me i stuv(er) / van elken halster saets dat dair bracht werde(n) sal te slane van / huys geseete(n) en(de) voir en(de) o(m)me viii stuv(er)s van elker amen smouts / dat inde voirs(creven) molen geslage(n) sal werde(n) Ite(m) es vorwerde dat de / voirs(creven) henric coels de voirs(creven) molen houden sal wael en(de) loflijc / van alle gaende wercke op sine(n) cost gelijc hij die vinde(n) sal / te sine(n) incomen(en) Ite(m) es vorwerde dat de voirs(creven) henric allen / drie jare(n) den voirs(creven) t(er)mijn dueren(de) levere(n) sal op sine(n) cost inde / voirs(creven) molen xxiiii ca(m)me(n) en(de) xxiiii spillen goet van wercke / ende van droege(n) houte Ite(m) es vorwerde als de voirs(creven) henrick / niet te slaen en heeft inde voirs(creven) molen dat dan jan van bulle / strate(n) voirs(creven) op de voirs(creven) molen wercke(n) sal moge(n) tot sinen / p(ro)fite ombegrepen en(de) anders niet Ite(m) es voirwerde dat de / voirs(creven) henrick coels de voirs(creven) molen sal moge(n) wed(er)geve(n) ja(n)ne(n) / van bullestrate(n) voirg(enoemd) binne(n) iii jare(n) oft vahem gelieve(n) sal / en(de) van dier mole(n) te houde(n) inder vuege(n) gelijc voirs(creven) es onge / houde(n) sijn sal en(de) onverbonde(n) Ite(m) es voirwerde dat de voirs(creven) / henric hebbe(n) sal tot sijnre nutscap en(de) gebruyke een came(re) / gehete(n) de leuyve? gelege(n) inder voirs(creven) molen It(em) es vorw(er)de / dat de voirs(creven) henric den voirs(creven) janne betalen sal van / verthiennachte(n) tot verthennachten alle tgene dat hij bi(n)ne(n) / die verthiennachte(n) verscene(n) sal sijn op eene(n) banduyn van / ene(n) gulden(en) te x stuvers tot behoef onss gened(ichs) hee(re)n ca(pelle)[ma(n)] / lynte(re) iunior aprilis xviii /