It(em) jasp(ar) lambrechts molde(r) die vande(n) voirs(creven) amelr(ijke) te pachte hout de mole(n)/ gescreve(n) in dand(er) zijde naevolgen(de) en(de) lijsbet pijckvet weduwe/ arnts wile(n) cloet wy(n)nersse des selfs amelr(ijx) in sijn hof ter horst hebbe(n)/ geloeft elc va(n) hen alsoe lange [als] sij des voirs(creven) amelr(ijx) goet dat voirg(eruert)/ steet houde(n) sulle(n) dat sij jaerlicx te(n) voirs(creven) t(er)mijne(n) de voirs(creven) lijfpensie/ half en(de) half in afcortinge(n) van huerd(er) pechtinge(n) de(n) voirs(creven) ph(ilip)ese betale(n)/ sulle(n) als v(er)reycte schout [soe lange sij de selve goede in pechtinge(n) houde(n) sulle(n) en(de) niet lang(er)] en(de) d(aer) inne heeft de voirs(creven) amelr(ijk) sijn (con)sent/ gedrage(n) geloven(de) hen dat te corte(n) jaerlijx en(de) afteslaen aen huer pechtinge voirs(creven)/ cor(am) velde m(er)cels oct(obris) xv