It(em) de voirs(creven) roeloff heeft gekint en(de) gelijdt dat de voirs(creven) rintm(eeste)r/ hem van wegen ons gened(ichs) he(re)n vande(n) voirs(creven) t(er)mijne va(n) iiii jare(n) en(de)/ drie vierdel jaers lest voirleden inder betalinge(n) zijnre pechtinge(n) gecort/ ende afgeslage(n) heeft i dusent lv l(i)b(ra) xl g(ro)te vleemssche en(de) xi st(uvers)/ vande(n) ii[m] ponde(n) die de voirs(creven) roeloff int aenveerde(n) der pechtinge/ na inhoude(n) zijnre brieve(n) voirs(creven) de(n) voirs(creven) onse(n) gened(ichen) hee(re) geleent/ hadde Ende kint hem de voirs(creven) roeloff van des voirs(creven) is en(de)/ van allet tgene des zij samentlijc tot den t(er)mijne van halfmeert/ lestleden incluys te doene en(de) te hantere(n) hebben gehadt volcomelijc/ vernuecht Gelovende den voirs(creven) rintmeester uut saken van des/ voirs(creven) is ne(m)mermeer te vexere(n) te moeyen noch aen te spreken/ bij hem selven noch bij nyeman(ne) anders in gheene(n) rechte gheestelijc/ noch weerlijc in gheenre maniere(n) Mair dair af de(n) voirscr(even)/ felix jegen eene(n) yegelike(n) goet recht warand te zijne en(de)/ te bliven witte lyeminge(n) ap(ri)lis xxvii