It(em) den dach va(n) rechte die godfroit garrijn beteekent op hadde/ op hede(n) janne de corne scepen(en) va(n) ludick en(de) zijne(n) wynne/ te ha(n)nuyt den welcke(n) de voers(creven) jan de corne in desen zake(n) / v(er)antwerden wille Es midts noetsake(n) va(n) siecte(n) des selfs ja(n)s/ de com corne alsoe zijn p(ro)chiaen dat met zijne(n) brieve(n) c(er)tificeerde/ verstelt in state o(m) te diene(n) des dijsendaighs nae halfvasten(en)/ naestcomen(de) alsoe hij op hede(n) gedient soude hebbe(n) Bij alsoe/ dat gordt va(n) ev(er)nas en(de) robbeert trippart daer voe(r) v(er)ant/ werden en(de) geloven gelijc zij dede(n) dat de goede blive(n) sullen/ in state alsoe die nu zijn totte(n) ynde vande(n) rechte p(rese)nt(ibus) / willem(air) burg(imagistro) febr(uarii) xiiii/