It(em) johannes van beringen woenen(de) te wackerzele ind(er) p(ro)chien van w(er)chte(re)/ als overman gecoren en(de) genomen v eendrechtichlic van frerike hobouts/ lodewijke huene jacoppe huene en(de) arnde vand(er) heerbruggen die welke iiii p(er)sone(n)/ als zegge(re)n en(de) vrindelike yffene(re)n gecoren en(de) genomen zijn op heden bij/ joese absoloens rintmeest(er) ons gened(ichs) he(re)n ts(er)togen te loeven(en) t(er) eend(er) side(n)/ en(de) arnde varema(n)s wilen des selfs joes wy(n)ne ter hofstat ter andere/ gelijc dat blijct bijd(er) submissien staen(de) tussce(n) de vors(creven) p(ar)tien geseet/ staen(de) geregistreert aug(usti) xiii lestled(en) die bij verstrike d(er) selver/ op heden bijde vors(creven) p(ar)tien v(er)nyeuwt es alst dat oec blijct op ond(er)/ de selve submissie om d(er) miswy(n)ningen wille en(de) als des d inder/ selver submissien es begrepen Heeft op heden met volcomender/ eendrechticheit bijweesen(de) en(de) tegew (con)sente der selver vier segg(er)s sijn/ uutsprake navolgen(de) d(er) vors(creven) submissien gedaen ini tiden en(de) wli wilen/ hij dat na recht en(de) navolgen(de) d(er) selv(er) submissien v(er)mochte inder/ manie(re)n h(ier) na volgen(de) Te weten(e) want bijden vors(creven) overman/ en(de) vier segge(re)n volcomelic bevonden es dat de vors(creven) arnd varema(n)s/ als wynne des vors(creven) rintmeest(er)s de goede des selfs rintmeest(er)s/ die hij in pechting(en) plach te hebben niet volcomelic genoech nae/ beg(ri)p der scepen(en) brieven van loeven(en) vand(er) pechtingen vors(creven) gewonne(n)/ geworven noch gemest en heeft noch oic allen den selve(n) goeden/ sijn behoirlike voren gegeven gelic reengenote(n) bove(n) en(de) bened(en)/ noch die gelate(n) tsijne(n) afsceiden alsoe hijse vant als reengenote(n)/[ende om dat hij] maar heeft zeke(re) lande van dien ongemest besaeyt d(er) gel heeft/ die hij na beg(ri)p d(er) selv(er) pechtingen wel en(de) loflic gewo(n)nen geworve(n)/ en(de) gemest soude hebben [oic] gelic reengenote(n) boven en(de) beneden It(em)/ om dat de selve wy(n)ne binne(n) sijnd(er) pechtingen meer lants/ gehoirvrucht heeft dan hij oic na beg(ri)p d(er) selv(er) pechtingen sculd(ich)/ was te doene ende desgelix om dat hij tstroe vand(en) vors(creven)/ goeden comen(de) niet al na beg(ri)p d(er) vorg(eruerde) pechtingen binnen/ den hove des vors(creven) rintmeest(er)s niet volcomelic gheedt en heeft/ noch te meste bekeert maer heeft so(m)mich vand(en) selve(n) stroe/ uute(n) hove vors(creven) gevuert Soe sal voir alle dese gebreken
//
vors(creven) de vors(creven) arndt varemans den vors(creven) rintmeest(er) opleggen/ uutreycken ende betalen vie(re)ntwintich pe hollan(sche) gul(den) te xvi st(uvers)/ tstuc eens Te weten deen helicht d(aer) af te sinxen(en) naestcom(ende)/ en(de) dand(er) helicht tsinte denijs misse d(aer) nae staphants volgen(de)/ quol(ibet) ass(ecutu)[m] ende hier mede sullen de vors(creven) p(ar)tien beslicht en(de)/ v(er)eenicht sijn met malcande(re)n van al tghene d(aer) af zij na beg(ri)p/ d(er) vors(creven) submissien te gescille stonde(n) cor(am) kersmake(re) langrode octobr(is)/ xxi