Item henric de coninc sone jans conincx in p(rese)ncia heeft genome(n)/ tegen woute(re)n van nederhem alsulken hof en(de) goede als de/ selve wouter vormaels genome(n) heeft in pechtingen/ tegen willem(me) hynckart gelegen te huldenberghe dair af/ den t(er)mijn noch duert van half meye lestleden drie/ jair lanc due(re) gelijc de vorweerden d(aer) af voir de wet vand(er) vueren gemaect volcomentlic begripen Te houde(n)/ te hebben en(de) te wynne(n) van half meye lestleden den vors(creven)/ t(er)mijn van drie jae(re)n lanc Elx jairs om en(de) voir alsulken/ so(m)men van greyne en(de) pe(n)ningen als de vors(creven) vorweerden inhoude(n)
//
en(de) begrijpen(e) en(de) es vorweerde dat de vors(creven) henr(ic) alle ande(re)/ condicien d(aer) inne begrepen voldoen sal telken t(er)mijne als/ vervolghde schout also dat de vors(creven) wout(er) dair bij gheene/ schade en lijde Item es vorweerde wart dat de voirscr(even)/ henric met den vors(creven) willem(me) hynkart langer dan de/ vors(creven) drie jaer conste overcomen en(de) veraccorde(re)n vand(er) vors(creven)/[pechtingen] dat dan de vors(creven) henric coninc costloes ontheffen sal/

en(de) ontslaen vand(er) borchtocht willem(me) pols en(de) gheerde/ goetselle die borghe vormaels bleve(n) zijn aen den vors(creven)/ willem(me) hynckart voir de vors(creven) pechtingen vand(er) selver/ borchtocht als dan ter stont [costeloes] ontslaen sal het en wa(r)e dat/ de vors(creven) henric metter mynnen oft met rechte na recht/ alsulken bescheit van toeseggen dat de selve willem pols/ en(de) gheert hem vand(er) borchtocht d(er) pechtingen vors(creven) conste/ bijgebringen datme(n) dien dat d(aer) af navolgen sal Item heeft/

de vors(creven) henric in meerd(er) vestich(eit) toegeseeght [en(de) gelooft] in rechter eedt/

stat Int dwelc de vors(creven) willem pols en(de) gheert hair/ consent gedragen hebben Item heeft de vors(creven) henric/ den vors(creven) woute(re)n vand(er) in meerd(er) vestich(eit) des(er) pechtingen/ vors(creven) toegeseeght en(de) in rechter eedtstat geloft dat hij/ gheene scepen(en) brieve van loven(en) bruessel noch elder/ en heeft nocht maken en sal dair met hem e(n)nich/ hynder oft stoet hier [aen] soude mogen worden gedaen in/ e(n)niger manie(re)n En(de) heeft den selven geloft oic in meerd(er)/ vestich(eit) in handen te setten alle sijn goede beruerlic ende/ omberuerlic zoe wanneer hij des aen hem versueken sal/ Ende alle dese vorwerden condicien en(de) geloften vors(creven) (et)c(etera)/ willem(air) langrode maii xxi