Item tvonnisse vanden gedinge dat gheweest is inde banc voir/ meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en) tusschen henricke papman als geleit tot/ allen den goeden have en(de) erve jorden wilen jordens geheten van/ meld(er)t ter eend(er) zijden en(de) vrancken van dyeve(n) oic als geleit/ tot allen den haefliken goede(n) des selfs wilen jordens t(er) ande(re) Dair de vors(creven)
//
henric de selve haeflike goede aensprac seggen(de) hoe wale dat dbeleit/ des vors(creven) vranx ouder van date mach wesen dan tsijne zoe meynde hij nochta(n)/ dat de selve vrancke die goede ten hoeghsten sculdich zoude zijn te bringe(n)/ en(de) die met rechte texequeren en(de) dan zijn schout tzijnd(er) eedt d(air) aen neme(n)/ en(de) wes dan d(air) ov(er)de dat die ov(er)bate sculdich zoude zijn te volge(n) den/ vors(creven) vranc henr(icke) en(de) sijnen beleide tot zijnd(er) schout behoeff Op dwelc de/ vors(creven) vranc hem verantweerde p(rese)nte(re)nde ten uut(er)sten de selve haeflike/ goede ten hoeghsten te bringe(n) ende met rechte texequeren en(de) wes/ boven zijn schout die hij tzijnd(er) eedt p(rese)nteerde te groetsen op x crone(n)/ te xxiiii st(uvers) tstuc eens overschote was hij wael te vreden dat dat/ den voirs(creven) henr(icke) tsijnd(er) schout behoef volghde Was gewijst ten uut(er)ste(n)/ bijden he(re)n scepen(en) van loven(en) ter manessen smeyers voir een vo(n)nisse/ na aensprake v(er)antweerden en(de) dov(er)geve(n) des vors(creven) vranx dat den selve(n)/ vrancken de vors(creven) goede op zijn p(rese)ntacie vorg(eruert) volgen zoude P(rese)nt(ibus)/ roel(ants) tymple col(en) ouderogge aug(usti) xxii