Item anthonijs vander wijct ter eender zijden ende jacop de/ gheyte(re) als procur(eur) des godshuys van sinte mychiels ter ande(re)/ hebben hue(re)n dach van rechte op heden dienen(de) v(er)stelt tot op/ in saterdaghe naestcomen(de) om alsdan te diene(n) gelijc dien op/ heden gedient soude hebben Ende heeft gelooft de selve a(n)thonijs/ opden eedt dien hij lestwerf in des(er) sake(n) dede ten selve(n) dage/ te come(n) voir trecht alhier en(de) van d(air) niet te scheyde(n) voe(r) derre/ tijt toe dat hij met rechte oft metter mynne(n) vand(er) selver/ saken beslicht sal zijn cor(am) blanckaert maes oct(obris) viii