Want laureys van wynghe als geleit nae des(er) stat recht tot allen den/ goeden have en(de) erve godfroits dorbaix en(de) sijns wijfs hem metter stat/ brieven gescrev(en) aen den meye(r) van nethen(en) hadde doen leve(re)n de goede/ h(ier) na bescrev(en) der selver gehuysschen en(de) dach van rechte doen besceide(n)/ de vors(creven) gehuysscen en(de) oic heilwijgen dardenne en(de) janne de molde(re)/ van pekerot woenen(de) te bossuyt die hem ongebruyc deden aende selve/ goede welken dach van rechte op heden als ten verstreken(en) daige/ van rechte diende aldair nyemant vand(en) vors(creven) gedaichden en (com)pareerde/ den voirs(creven) laureyse trecht versueken(de) Soe hebben de scepen(en) van loven(en)/ ter maniss(en) smeyers nae dat hen gebleken heeft bij rapporte d [en(de) claerniss(en)] van/ tyboute steenweechs d(air) af gedaen voir scepen(en) julii iiii lestled(en) tselve/ exploit en(de) dachdoen behoirlic gesciet te sijne geweesen voir een/ vo(n)nisse datmen den voirs(creven) geleiddden vanden voirs(creven) goede(n) houde(n)/ soude inde macht van zijne(n) vors(creven) beleide zoe verre dat noch/ voir scepen(en) comen es P(rese)ntib(us) scabinis in scampno julii ix/ Dit sijn de goede voirs(creven)/ Ierst een boender lants geleg(en) bove(n) pekerot en(de) bove(n) chappevail/ tusscen de goede der kinde(re)n drabbe ter eenre sijde(n) en(de) de goede jans/ lodewijcs dair de vors(creven) le molnir van pequerot ongebruyc aen/ doet It(em) en(de) noch vier mol(evaten) cor(ens) lijfpen(sien) ten live der weerdinne(n)/ des voirs(creven) godfroits op huys en(de) hof mette(n) haven heylwigen/ dardenne cor(am) eisd(em)