Al eist dat in dijssendage lestleden willem van leefdale/ als procur(eur) vand(er) weduwe(n) augustijns wilen van dormale/ dach genome(n) hadde om uut versueke dignen lodewijcx/ over te bringe(n) ende der selver dignen te leve(re)n alsulcke(n)/ scepen(en) brief alse tregister vand(en) voirs(creven) dage dwelc was/ xviii junii lestleden begrijpt ende zij d(aer) af niet/ ghepayt en is geweest tot op heden inder vierschae(re)n
//
d(aer)om zij aen tgerichte van desen voirts trecht heeft versocht/ Den selven willem(me) p(ro)cur(eur) voir ooge(n) niet comen(de) noch/ zijne voirs(creven) gelofte voldoen(de) noch nieman(de) and(er)s vand(er) voirs(creven)/ wed(uwen) wege(n) soe wijsde tvo(n)nisse d(er) scepen(en) van loeven(en)/ dat de voirs(creven) digne trecht en(de) dexecucie om totten voirs(creven)/ brieven te comen voirt nemen soude moege(n) nae d(er) stad/ recht en(de) alle voirgeschiedenissen cor(am) scab(inis) in sca(m)p(n)[o] vide(licet)/ meldert abs(oloens) couck(eroul) reth(eman) junii xxii