Tvo(n)nisse tusschen janne van bruessele aenlegghe(r) in deen zijde/ en(de) arnde coursays v(er)weerde(r) in dande(re) van vi pet(er)s te xviii st(uvers)/ tstuck die de voirs(creven) aenlegge(r) den voirs(creven) v(er)weerde(r) hyesch en(de)/ hem de selve v(er)weerde(r) sculdich was va(n) eene(n) p(er)de die viele(n) te/ bamisse lestleden nae begrijp d(er) come(n)scap Dair tege(n) de voirscr(even)/ verweerde(r) he(m) v(er)antw(er)den(de) boodt zijne(n) eedt ten heylige(n) dat hij/ den voirscr(even) aenlegge(r) tvoirs(creven) p(er)t hadde betaelt en(de) dat hij/ he(m) d(aer)af niet sculdich en was hij hadde oick erve van hem/ gehadt d(aer) de voirs(creven) schout he(m) gecort was D(aer)tegen de selve/ aenlegge(r) inde r(e)plike(n) hem opponeerde meynen(de) dat de selve/ arnt tot zijne(n) eede alsoe niet come(n) en soude want hij boodt/ te thoene(n) dat de selve v(er)weerde(r) die wile hij in hachte(n) h(ier)aff/ hadde geweest gekint hadde tvoirs(creven) p(er)t gehadt te hebben en(de)/ noch sculdich te wese(n) en(de) hij en soude ne(m)mermeer niet af geve(n)/ hij soudt vloes betaelt hebbe(n) P(rese)nte(re)nde tot dien de selve ae(n)legge(r)/ zijne(n) eedt dat hij vanden voirscr(even) p(er)de en(de) der voirs(creven) so(m)men/ noch onvergouden ende ombetaelt wae(re) en(de) dat hem ae(n) derve d(aer)/ de v(er)w(er)de(r) af geruert heeft niet gecort en is Nae dat de voirs(creven)/ ae(n)legge(r) gewijst was tot zijne(n) thoene en(de) hij dies volquam/ soe was gewijst bijden scepen(en) van loven(en) t(er) manissen smeyers/ wair de voirscr(even) aenlegge(r) zijne(n) eedt dade alsoe hij dien/ geboden hadde dat de voirscr(even) verweerde(r) gehouden zij(n) soude/ hem de voirscr(even) so(m)me te betalen cor(am) scabinis in scampno/ decembris vii