Want joha(n)nes vasont als geleyt nae deser stad recht voir wettige/ co(n)tracten van scepen(en) brieve(n) van loeven(en) tot allen den goeden have en(de) erve/ henricx wilen vanden velde jans somers jans vand(en) hove andries wout(er)s/

jans vand(en) putte en(de) mathijs vand(en) ynde hem oft pete(re)n comelinck/ der stad bode in sijne(n) name metter stad brieve(n) gescreve(n) aen den meye(r) van/ werchte(r) oft zijne(n) stedehoude(r) hadde doen leve(re)n alle de selve goede [des voirs(creven) wile(n) he(n)r(ix)] en(de) dach/ van rechte bescheyden den voirs(creven) janne somers ja(n)ne vand(en) hove andriese/ wouters ja(n)ne vand(en) putte en(de) mathijse vand(en) ynde die hande aen de voirs(creven)/ goede hadden oft zij tege(n) de selve leveri(n)ge yet hadden willen allige(re)n/ welcken dach op heden alse ten verstreken(en) dage van rechte diende/ Tot welcken dage de selve partien noch ande(r) van hue(re)n wegen() niet/ gecompareert en zijn den voirs(creven) joh(ann)ese trecht voirt versueken(de) soe/ hebben de scepen(en) van loeven(en) ter manissen smeyers nae dat hen de/ voirs(creven) peter geclaert hadde bij eede de voirs(creven) execucie en(de) dach
//
bescheydinge geschiet te zijne gewijst voer een vo(n)nisse datmen den/ voirs(creven) geleydden vand(en) voirs(creven) goeden houden soude inde macht va(n) zijne(n) voirs(creven)/ beleyde soe verre dat noch voer scepen(en) come(n) is cor(am) eisd(em)