It(em) al eist dat geheel so(m)me steet s(in)[t] jansmesse als voe(r)/ te betalen soe sal nochtan walter[(us)] te vreden sijn van jan/ he(m) s(int)[t] jansmesse voir de twintich d(er) selver guld(en) goede/ vestich(eit) en(de) borchtocht gesette(n) ter lijfpens(ien) twee tjaers/ dat hij alsdan uliede(n) sal moegen gestaen mette(n)/ xxv guld(en) te betalen eisd(em)