SAL7377, Akte: R°215.2-R°216.1 (413 van 951)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°215.2-R°216.1  
Act
Datum: 1483-11-29

Transcriptie

2021-12-14 door arlette De Paepe
Vander aenspraken die lodewijck lesens gedaen heeft op ende/
tegen amelen van coevoirt vleeschouwe(r) dair de selve lod(ewijck)/
dede lesen zijn guedinge vander daet lxxiiii nove(m)br(is) xvi/
van zijne(n) huyse metten toebehoirte(n) gelegen te loven(e) inde/
scrijnstrate tussche(n) den doirganck des voirs(creven) amele(n)s t(er) eend(er) ende/
de goeden wijlen pr(ies)t(er)s va(n) kielsdonck t(er) ande(re) zijde(n) bij hem/
v(er)cregen tegen jouffr(ouw) jeha(n)nen wijle(n) va(n) berghe(n) die onder/
den ande(re)n m(er)ckelijck begreep dat de voirs(creven) jouffr(ouwe) hadde ge(re)s(er)veert/
voir hue(r) ende hue(re)n nacomelingen besitters vande(n) erve dat/
zij hadde inde scepstrate tusschen den goeden wile(n) meest(er) anth(onis)/
drayers geheete(n) den scepstoel t(er) eender en(de) de drie coni(n)ghen/
jans van dormale t(er) ande(r) zijden hue(re)n doerganck t(er) zijden/
weert vanden erve vand(en) voirscr(even) drie coni(n)gen uuyt hue(re)n/
houthuyse afgesloten vand(en) erve des voirs(creven) lod(ewijx) ter voirscr(even)/
scrijnstraten weert uuyt en(de) doir de doe(r) vand(en) voirs(creven) huyse des/
voirs(creven) lod(ewijx) soe zij dien va(n) outs gehadt hadde zonder yema(n)ts/
wedersegge(n) Bij alsoe dat zij noch hue(r) nacomel(ingen) doir de(n) selve(n)/
ganck bij dage noch bij nachte en soude moege(n) driven/
noch doen drive(n) e(n)nige vercken(en) oft d(aer)uuyt drage(n) e(n)nige/
vuylich(eit) van weyxele oft ande(r) onreynich(eit) ende die gelese(n)/
ende sulck bevonden zijnde dede hij segge(n) dat de voirs(creven)/
amelrijck contrarie van dien met wille doers den selven/
doerganck hadde gedreve(n) en(de) doe(n) driven verken(en) oft ande(r) beeste(n)/
bove(n) dien oick dat hij genoech va(n) lodewijx rechte ende/
actien in dien waert bij hij niet sculdich en was dat te/
doen(e) geadverteert en(de) gewaerschout hadde geweest bieden(de)/
/ dat oft hem amelrijck ontkinde te thoene(n) ende metten/
minsten te gestane hopen(de) wair hij dat alsoe thoende/
dat amelrijck gecondempeert soude worde d(aer)aff richti(n)ge/
ende r(e)p(ar)acie te doen(e) e(m)mer dat hij onderwese(n) oft met/
rechte bedwonge(n) soude worden hem des te v(er)drage(n) en(de)/
dat niet meer te doen(e) hem des gedragen(de) totten rechte/
Dair tegen amelrijck hem v(er)antweerden(de) dede lesen de/
cedulle vanden coope die hij gedaen hadde met cornelise/
van bergen natuurlijck vanden voirs(creven) huyse metten hove inde/
scepstrate ende den toebehoirten insgelijx zijn guedinghe/
hem achtervolgen(de) dien v(er)coope gedaen onlanx lede(n) bijden/
selve(n) cornelise dien die goede bij testame(n)te d(er) voirscr(even)/
jouffr(ouwe) jehannen gemaect mochte(n) zijn die alle begrepen/
hoe hem den ganck achter uuyt lodewijx dore mede/
vercocht was ende gegoet simp(erlic)k en(de) zonder cond(icien) oft excepcie(n)/
en(de) voirt een t(er)mi(n)acie d(aer)nae tusschen den selve(n) cornelise en(de)/
hem gegeve(n) rue(re)nde hoe hij he(m) besorgen(de) voir tgenoechdoe(n)/
van dien selve(n) gange gheen pe(n)ni(n)ge en woude late(n) trecken/
den selve(n) cornelise Ende voirt hoe hem ii borge(n) voir/
den voirs(creven) wech oft gange v(er)antw(er)t hadden bij dese(n) en(de)/
meer ande(re)n reden(en) principalijck want hij p(rese)nteerde te/
thoene(n) dat hij von(er) zijne(n) coope en(de) gued(ingen) de selve zijn/
goede in hueringe(n) hadde beseten en(de) tgebruyck vanden/
voirscr(even) gange gehadt beyde uuyt zijne(n) coope en(de) d(aer)nae/
en(de) voirts d(aer)aff alsoe in possesien geweest Oick hadde hij/
hem d(aer)op gefondeert in zijne(n) coope mits der possessien/
die hij d(aer)voe(r) d(aer)aff hadde gehadt sustin(er)de hij dat de/
voirs(creven) lodewijck wae(r) verdoelt en(de) sculdich ware he(m) te/
laten gebruycken des gang ombelet met zijne(n) beesten/
sulke alse zijnder neringen vand(en) vleeshouw(er)ambachte/
toebehoirde Dair tegen lod(ewijck) replice(re)nde dede segge(n) dat/
den selve(n) ganck quame doe(n) de principale doe(r) van/
zijne(n) huyse souden dan de beesten dair come(n) en(de) zij(n)/
kinderkins in zijne doe(n) sitten dat en wae(r) e(m)mer gheenss(ins)/
/ te sustine(re)n nae recht Ende dair tegen ende om dat te/
schouwe(n) hadde hij hem merckelijck besorcht in zijnd(er) voirs(creven)/
guedingen die ouder wae(r) dan amelrijx guedinge ende/
de voirs(creven) excepcien gedaen met meer reden(en) in allen zijden/
gealtriceert elck tot zijnder meyni(n)gen en(de) conclusien Es/
gewijst bij scepen(en) va(n) loven(e) t(er) mannissen smeyers dat de voirs(creven)/
amelrijck gehoude(n) sal zij(n) tvoirscr(even) ongebruyck af te doen(e)/
in scampno novembr(is) penult(ima)
Nagekeken doorkristiaan magnus
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2016-11-23 door Xavier Delacourt