SAL7380, Akte: R°176.3-V°177.1 (346 van 904)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°176.3-V°177.1  
Act
, Extra info: gebaseerd op een onafgewerkte transcriptie van Marc Stynen
Datum: 1486-11-28
TaalNederlands

Transcriptie

2023-04-28 door Jef Willemsens
Vand(er) aenspraken die jan willems als meye(r) van loven(e)/
inden name des roomsche(n) coni(n)cx gedaen heeft op janne luyte(n)/
poirte(re) van loven(e) hem opseggen(de) dat hij met meer ande(re)n sijne(n)/
adhe(re)nten hadde sitten drincken ten huyse henricx callen ende/
dat zij van dair gegaen wa(r)en bij nachte en(de) ontijde/
ten huyse va(n) janne ghijsbrechts en(de) hadden ald(aer) den selven/
gesocht om doot te slane oft te evelen van sijne(n) live/
en(de) die doren en(de) vinste(re)n opgeslagen roepen(de) hoeresone/
compt [nu] uute en(de) helpse begraven die ghij v(er)moert hebt/
En(de) als sijten niet thuys en vonden dat zij doen sijn haeflijke/
goede ontstucken sloegen roepen(de) altijt hoeresone comt/
uut en(de) helpse begrave(n) die ghij v(er)moert hebt En(de) dat/
de selve jan oft e(n)nich van sijne(n) medeplege(re)n hadden eene(n)/
stelen(en) boege gespanne(n) en(de) eene bijle d(aer)op geleecht ende/
hadden eene(n) van sijns selfs gesellen in sijn been gescote(n)/
en(de) alsoe gequetst Ende dat de selve jan luyten hadde
//
moeten die voirs(creven) quetsue(re) bete(re)n en(de) d(aer) voe(r) geve(n) vii(½) r(inssche) gulden(en)/
om dat hij de voirs(creven) sijn medeplege(re)n geleyt hadde tot des/
selfs jans ghijsbrechts huys om hem te evelen van sijne(n) live/
en(de) dat dit al aldus was geschiet namelijck dat d(aer)aff/
was openbaire fame geweest voir en(de) eer de voirs(creven) jan/
luyten h(ier) voe(r) aengetast was en(de) noch was Dat p(rese)nteerde/
de voirs(creven) meye(r) te thoenen(e) oft hem ontkint wordd(e) ende/
oic dat fame liep dat de selve jan luyten sijne(n) eygen(en) vad(er)/
te meer stonden geslagen hadde en(de) meshandelt en(de) hem dic/
wijle en(de) menichwerven ongebruyck gedaen heeft aen [sijn] vleesch/
cuypen en(de) aen ande(re) haeflijcke goeden bynne(n) sijnen huyse wesen(de)/
buyten consente en(de) wille van sijnen vader P(rese)nte(re)nde oick/
te thoenen dat willem laureys gesproken hadde den cyrurgijn/
die gecureert hadde den cyrurgijn arnde busscop voir die/
cuere vand(er) q(ue)tsue(re)n die hij ontfange(n) hadde ind(er) voirs(creven)/
handelingen als een vanden ghenen die metten voirs(creven)/
janne luyten hadde geweest ten huyse des voirs(creven) jans/
ghijsbrechts en(de) dat dese gequetste gebracht wart ten huyse/
henr(icx) tsuys te he(re)ntals bijden voirs(creven) willem(me) laureys ende/
dat de selve willem seyde doet hem wel het sal/
betailt wordden Hopen(de) wair hij dese fame en(de) pointe(n) ald(us)/
gethoene(n) conste den rechte genoech sijnde en(de) dat des/
voirs(creven) jans luyten medeplegers dair toe bij hem gehuert/
wa(r)en want dingen wa(r)en mett(er) nacht geschiet die/
niet soe volcomelijck en wa(r)en te thoenen(e) want dair/
men sulcken stucken doen woude dair en haelde noch/
en riep men nyemande bij dat de voirs(creven) jan luyten hem/
volgen soude tot scharp(er) exami(n)acien om naird(er) van hem/
te weten(e) de wairh(eyt) in dien en(de) soe dat nae recht/
vand(er) stadt behoirt te gescieden Dair tegen de voirs(creven)/
jan luyten ontkynnen(de) dbijleggen vanden meye(re) dede/
seggen dat fame ov(er) yemande te goeden name staen(de)/
te thoenen zijne(n) live en(de) ee(re)n aengaen(de) soe hij hoopte niet/
lichtelijck te thoene(n) en es een quade tonghe viantscap/
oft haet en(de) nijt dragen(de) op yemande te goeden name/
staen(de) maict lichtelijcken en(de) eer een quade fame eer xxv/
goede lude die zouden connen gerestitue(re)n End(e) nae dien/
hij p(rese)nteerde te bewijsen met goede(n) ma(n)nen beyde meye(re)/
laten kercmeest(er)s van morchove(n) en(de) ande(re)n goeden ma(n)nen/
die van tijden huer(er) kynnissen gewoent en(de) verkeert hebbe(n)
//
omtri(n)t nord(er)wijck morchoven en(de) wickevorst en(de) kynnisse/
gehadt hebben vanden voirs(creven) janne luyten en(de) oic sijne(n)/
ouders en(de) voirseten dat hij altijt van sijnen jongen tijden/
gestaen heeft tot goed(er) name en(de) fame(n) v(er)keeren(de) huessche/
lijck inden voirs(creven) dorpen sijn broot ald(aer) met arbeyde wyn/
nen(de) voir donderhouden van sijne(n) wive en(de) kinde(re)n Ende/
dat de selve jan d(aer) voe(r) alnoch opden dach van heden/
van hen gehoude(n) wordt en(de) dat hij met sijne(n) gebue(re)n/
ten gewoenlijcken tijden de kercke en(de) ande(re) gods dienste(n) gefrequenteert en(de) besocht heeft en(de) dat hij nyet en hult/
dat de voirs(creven) goede ma(n)nen sijn getuygen oeyt wisten/
dat hij yemande bynne(n) sijne(n) tijde gequetst heeft oft mes/
handelt Hoopte oic dat men niet bevi(n)den en soude dat/
hij sijne(n) vader voirs(creven) oic gesmeten oft meshandelt hadde/
en(de) hem verwonderde zie(re) van des(er) c(ri)mineeld(er) belastinge(n)/
op hem nu geschiet nae dien dat hij ten scriven(e) vand(er)/
stadt civilic ontslagen was en(de) alhier dien acht(er)vol/
gen(de) ongehacht te rechte come(n) was en(de) hem wel/
srechts hadde dorren getroesten en(de) nae dien oic dat/
de ghene die hem hier mede hadde doen belasten/
te vreden soude hebben geweest met vijff r(inssche) gul(den)/
eens des hij hem gedroech totten he(re)n scepen(en) van loven(e)/
Soe sustin(eer)de hij eve(n)verre hij dat gethoene(n) conste/
dat hij d(er) voirs(creven) aenspraken ongehoude(n) soude sijn en(de)/
geliefde he(m) de hee(re) int p(ri)ncipael aen te spreken(e) dat/
hij dat doen mochte Wair op de meye(r) replice(re)nde/
en(de) de poirte(r) duplice(re)nde met div(er)sen reden(en) soe v(er)re/
dat p(ar)tien tot hue(re)n thoene gewijst sijnde de meye(r)/
voirs(creven) niet soe claer en thoende de pointe(n) bij hem/
bijgeleecht noch oic volcomen eendrechtige fame/
van dien noch met sulker eendrechtige(n) getuygenisse(n)/
in dien als dat den rechte genoech was om eene(n)/
man te goede(n) name staende t(er) scarp(er) exami(n)acien/
te bringe(n) en(de) hij he(m) oic afdroech des points vande(n)/
vad(er) geslagen te hebben en(de) de voirs(creven) poirte(r) thoende/
volcomelic sijn v(er)met voirs(creven) Soe v(er)re dat scepen(en)
//
van loven(e) uut(er)lic ind(er) saken gemaent gewijst hebbe(n)/
met vo(n)nisse dat de meye(r) inden name van onse(n)/
roomsche(n) coni(n)ck met sijnd(er) (con)clusien opden poirte(re) v(er)doolt/
es en(de) gelieft hem den selven poirte(re) int p(ri)ncipael aen/
te spreken dat hij dat doen mach cor(am) om(n)ib(us) scab(inis)/
in sca(m)pno dempt(is) boxhoren pynnock nove(m)br(is) xxviii
Nagekeken doorWalter De Smet
ModeratorWalter De Smet
Laatste update:: 2017-04-03 door Agata Dierick