It(em) henrick de groote sone wijlen claes in p(rese)ntia heeft/ genome(n) en(de) bekint genome(n) te hebben(e) van pete(re)n vanden/ looke de helicht vand(er) moelen toebehoiren(de) m(er)ten(en) de/ bubbele(re) gelegen buyten en(de) aen de poirte dair doe(r) men/ gaet ten beghijnhove wert Te houden(e) en(de) te hebben(e)/ va(n) kersmisse naistcomen(de) eenen t(er)mijn van ond(er)halve(n)/ jae(r) om en(de) voe(r) tselve ond(er)half jair lxiii mudde(n)/ corens pag(abilis) te weten(e) de twee deele rogge en(de)/ tderdel t(ar)we tallen vierdel jairs tvierdel d(air)aff te/ betalen(e) den voirs(creven) pete(re)n quol(ibet) ass(ecutu)[m] Ende de voirs(creven)/ henrick sal de moelen houde(n) van allen gaen(de) wercke/ op sijne(n) cost vand(er) helicht en(de) pet(er) sal dand(er) helicht houde(n)/ op sijne(n) cost en(de) voir elken duymsteens bij hem geslete(n)/ oft naemails te slijte(n) sal de selve henrick betale(n) alsoe/ vele als de rintmeeste(r) va(n) loven(e) heeft en(de) de moele(n)/ te versteyne(n) t(er) gelieften van pete(re)n ten p(ro)uffijte vand(er)/ moele(n) cor(am) g(odefrido) berghe vynck septembr(is) xv