Nae dien dat comen sijn bijden raide vand(er) stadt de gesworen(en)/ vanden bried(er)s ambachte bynnen des(er) stadt t(er) eenre en(de) geroen/ van duerne sone jans t(er) ande(re) die int voirs(creven) ambacht beg(er)de te/ comen(e) op sambachts recht dwelc he(m) de voirs(creven) gesworen(en) weyg(er)den/ mits dien dat hij niet en dede blijken navolgen(de) hue(re)n statuyten en(de)/ ordinan(cien) dat hij tvoirs(creven) ambacht twee jair eemp(er)lijc in een vry stadt/ bij e(n)nigen meest(er) geleert mochte hebbe(n) d(air)op de voirs(creven) geroen te kynnen/ gaff dat hij tande(re)n tijden als sijn vad(er) bynne(n) des(er) stadt wonachtich/ was en(de) dambacht dede tselve ambacht bijden selve(n) zijne(n) vad(er)/ geleert en(de) gedaen hadde omtrint drie jair p(rese)nte(re)nde d(air)aff de/ selve zijn vad(er) ald(air) p(rese)nt zijnde tselve bij zijne(n) eede alsoe te/ ver(i)fice(re)nne op dwelc de voirs(creven) geswoirnen seyden in dien hen/ beraden hebben(de) in alsoe verre hij dede des nae recht genoech soude/ moege(n) wesen dat zij d(air)mede te vrede(n) wae(re)n es geappoint(ee)rt/ bijden selve(n) raide soe verre de voirs(creven) jan van duerne op zijnen/ eedt name dat zijn sone als voe(r) bij he(m) tvoirs(creven) ambacht geleert/ en(de) gedaen hadde dat de voirs(creven) geroen zijn sone in dien gevalle int voirs(creven) ambacht ontfangen soude wordden op sijn voirs(creven) p(rese)ntacie/ van des ambachts rechte te voldoen(e) welke(n) eedt de voirs(creven) jan/ alsdoen dede den rechte genoech zijnde in (con)silio op(idi) nove(m)br(is) xviii/