Tusschen henr(ic) vand(er) horst als procur(eur) jouffr(ouwe) katlijnen/ lombarts die op zeke(re) erve buyten de groefporte gelegen/ houden(de) es twee peet(er)s erffelijck toebehoiren(de) marcke(n) crauwel/ ende vanden welken de selve merck de huysinge bij ov(er)drage/ ende bevele vander stadt heeft moete(n) doen afbreke(n) en(de) die/ vercocht albrechten tants t(er) eend(er) zijden en(de) den selve(n) mercke(n)/ t(er) ande(r) es geappointeert en(de) overcomen want de selve henr(ic)/ trecht versocht meynen(de) dat de pe(n)ni(n)gen vand(en) voirs(creven) huysinge(n)/ comen(de) t(er) sekerh(eyt) ende vestich(eyt) vand(en) voirs(creven) rinten bliven souden/ tot dat die afgequijt werden met meer worden den voirs(creven) m(er)cke/ de (con)(tra)rie houden(de) bij div(er)sen reden(en) want hijt doen moeste ende/ d(air)aff groot acht(er)deel ende scade seyde te hebben(e) dat de pe(n)ningen/ hieraff comen(de) e(m)mer tott(er) so(m)men toe vanden voirs(creven) twee pet(er)s/ erfelijc gebracht souden worden onder de wet om dairaf bij/ ov(er)drage vanden raide ende buyte(n) raide gedaen te werden des/ men dairop en(de) van meer ande(re)n gelijcken saken ordine(re)n ende/ ov(er)dragen zall ende want de voirs(creven) merck cleerd dat dairaf/ gheen gereede pe(n)ningen en quamen mair dat de voirs(creven) aelbrecht/ dach hadde twee jair due(re)nde op zeke(re) rinten die hij dairaf/ geven soude soe heeft geloeft de voirs(creven) merck eve(n)verre en(de) soe/ wa(n)neer die rinte(n) gequijt wordde die pe(n)ningen d(air)af comen(de)/ totter so(m)men toe voirs(creven) te doen comen onder de wet tot
//
alsulken recht als in desen gelijck voe(r) ov(er)dragen sall worden/ ende dat hij die rinten versetten noch vercoepen en zall/ in gheender wijs in consilio opidi februarii duodecima
//