Item de voirs(creven) weduwe heeft gekindt en(de) gelijdt dat/ de voirs(creven) jacop bate(n) heur geco(n)tenteert betaelt ende/ v(er)nueght heeft inde stadt vand(en) coepe der voirs(creven) goed(en)/ va(n)d(er) so(m)men van lvi rinsgulden(en) zwairs gelts in/ afcorti(n)gen vand(en) tsestich gelijcken rinsgul(den) dair voe(r)/ hij jacop de voirs(creven) goede tege(n) de voirs(creven) weduwe/ gecocht heeft en(de) welke vier rinsgul(den) deselve jacop/ mits desen geloeft heeft der voirs(creven) wed(uwe) te betalen(e)/ te paessche(n) naistcomen(de) Geloven(de) den selve(n) jacoppe/ vand(en) voirs(creven) lvi rinsgul(den) nu(m)mermeer aen te spreke(n) (et)c(etera)/ sed war(ans) cor(am) eisd(em)