Want arndt bouzeal als geleydt nae des(er) stadt/ recht voir zijn wettich gebreck uuyt cracht van scepen(en)/ brieven van loeven(en) tot allen den goeden beyde have en(de)/ erve raes van ke(m)me(re) soe wair die gelegen zijn hem/ met brieve van des(er) stadt gescreven aen den meye(r) van/ opgeldenaken oft zijne(n) stahoude(r) alle de selve goede/ behoirl(ijck) heeft doen leve(re)n ende den voirs(creven) raese de ke(m)me(re)/ jaques van glymes die [zijn] hande aen de haeflijcke goede(n)/ gesedt hadde dach van rechte te compare(re)n alhier inde/ banck voe(r) meye(r) ende scepen(en) van loeven(en) heeft doen/ bescheiden oft zij hen h(ier) tegen hadde(n) willen oppone(re)n/ Tot welcken daige zij niet en comp(ar)eerde(n) noch procur(eur)/ van hue(re)nt wegen ende arnde van vroenhove(n) als/ procur(eur) des voirs(creven) arnts comp(ar)e(re)nde trecht voirt v(er)socht/ heeft soe hebben de scepen(en) van loeven(en) ter manissen/ smeyers [gewesen] nae dat hen bij resc(ri)pt jans rassin maire/ van ghete behoirlijck gebleken heeft de voirs(creven) execucie/ geschiet te zijne soe verre de voirs(creven) p(er)sonen niet/ en comp(ar)eerde(n) ten opstane(n) des meyers van loeven(en)/ ende der scepen(en) datmen vanden voirs(creven) goeden den/ geleidden houden sal inde macht van zijne(n) scepen(en)/ br(ieven) van loeven(en) alzoe verre het noch voir hen come(n)/ es in scampno maii x[a]