Vanden drie rastamenten die machtelt wynt(er)s behoirl(ijck)/ gevolght heeft op zeke(r) haeffelijcke goede namelic/ op eenen halve(n) breive(r) toebehoiren(de) katlijne(n) van/ gheele voir zeke(r) sculden die de selve katlijne/ huer sculdich was welke rastamenten zij met/ janne beram vorste(r) gecleert heeft alsoe gesciet
//
te zijne ende dae(re)ntinden hue(r) wettige schult bij/ huer eedt gecleert te gedragen(e) vijff rinsgulden(e) ende/ xii stuv(er)s zouden de costen van rechte ind(er) saken geloepe(n)/ waarop de scepen(en) gemaent gewijst hebben met/ vonnesse dat de voirs(creven) machtelt de voirs(creven) goede/ met rechte vercoepen zal overt dair yet dat zij/ dat wed(er)ke(re)n zal ende gebrect dair yet dat zij/ voirtvae(re)n zal met rechte in scampno julii x[a]