It(em) cornelis nubroeck die met brieven van des(er)/ stadt hadde doen bescriven de bedesett(er)s vande(n) dorpe van/ ned(er)lynthe(r) om bij hen aen zijn beede gecort te hebben(e)/ vier rinsgulden(en) die hij voe(r) tselve dorp v(er)sete(n) ende/ betaelt hadde heeft hem op hede(n) als ten gec(on)tinueerde(n)/ daghe van rechte tege(n) de selve bedesett(er)s te rechte/ gepr(ese)nteert aldair de voirs(creven) bedesett(er)s noch procur(eur) van/ hue(re)n wegen niet geco(m)pareert en zijn in consilio/ opidi aprilis xiiii