Item henr(ick) van nyvele woenen(de) te bynckem heeft/ bekint sculdich te zijne henrico hanckart secretar(is) der/ stadt van loeven(e) van gevallen(en) pachte noch ombetaelt/ uuytstaen(de) boven de xx halste(re)n d(air)af hij den selve(n) he(nri)[co]/ de xiiii halste(re)n gelevert heeft ende dand(er) vi halste(re)n/ voe(r) hem den heyligegeest ald(air) van drie ja(r)en elcx jairs
//
de twee halste(re)n d(air)aff seeght bet(aelt) te hebben(e) de so(m)me/ van vii sacken ende een halst(er) corens alsulcx als de/ pechtinge begrijpt half s(in)[t] andr(iesmess)[e] naistc(omende) ende dand(er)/ hellicht te liechtmesse d(air)nae volgen(de) te bet(alen) ende te/ loven(e) te leve(re)n ten huyse des voirs(creven) henrici heeft/ voirts bekint hem sculdich te sijne ten mi(n)sten ii[c] l/ walme(re)n decstroes bynckems gebant d(air)af hij hem/ geloeft heeft de hondert te leve(re)n ten lancsten bynnen/ viii daige(n) naistcomen(de) ende tsurplus bynne(n) drie weke(n)/ d(air)nae volgende al ten huyse des voirs(creven) henrici hanck(art)/ ald(air) Item ten derden male heeft hij geloeft alsulken/ coren mette(n) stroo gedragen(de) omtr(int) xxvii cleynd(er) hoepen/ vijff scoven voe(r) elcken hoep als hij vanden rue ald(air)/ in sijns selfs schue(r) inne gevuert heeft henr(icke) toebehoiren(de)/ te vue(re)n in desselfs henrici schue(r) ten lancsten bynne(n)/ viii daigen naistcomen(de) ende soe wes coren d(air) uuyt comen(de)/ beet(er) bevonden wordde dan tcoren dat henr(ick) van nyvele/ d(air)op bevant int jair als hij dat aenveerde dat hem/ dat worden sal ende van alle(n) ande(re)n gebreken/ die zij tegen malcande(re)n meer uutstaen(de) moege(n) hebbe(n)/ van dat tcore(n) vand(en) haghe(n) delle(n) nu gecome(n) ende/ inne gedae(n) arge(r) sijn mach dan tcore(n) was dat henr(ick)/ van nyvele d(air)op bevant over drie ja(r)en h(ier) voe(r)/ als als hij d(air)inne quam ende van alle(n) ande(re)n gebreke(n)/ hebben zij geloeft te nemen in wed(er)sijden eene(n) oft/ twee goede mans dies hen best v(er)staen ende weten/ moegen die gelegenth(eit) van dien om hen d(air)aff/ te beslichten(e) mi(n)lijck ende hem d(air)aff te informe(re)n/ en(de) p(ar)tien van dien van een te worpen ten lancste(n)/ bynne(n) eend(er) maent naistc(omende) Geloven(de) van weerden/ te houden wes zij d(air)af ind(er) rechtv(er)dich(eit) doen ende/ uuytspreken sulle(n) en(de) oft zij p(ar)tie(n) niet en consten v(er)ac/ corde(re)n hebbe(n) p(ar)tie(n) geloeft d(air)aff alh(ier) tege(n) malcande(re)n/ te comen rechts plege(n) ind(er) state recht en(de) wesen opde/ clachte soe zij nu zij(n) quol(ibe)t ass(ecu)[tu(m)] cor(am) borch rosme(re) oct(obris) iii[a]