Item meest(er) pet(er) vander heyden renu(n)c(ians) in p(rese)ntia heeft/ gekint en(de) gelijdt gehaven ende ontfangen te hebben uuyt/ handen jans vanden ee de so(m)me van xxviii goud(en)/ bourg(ondische) gulden(en) ende twee mudde(n) corens eens van alsulke(n)/ twee mudden corens erffelijc als b(er)tel(meeus) vand(en) ee vad(er)/ des voirs(creven) jans opte(n) naistleste(n) dach van julio a(nn)[o] xcv/ geloeft heeft den voirs(creven) meeste(re)n pete(re)n vand(er) heyden/ als borghe goirts vanden berghe voir twee mudde(n)/ core(n)s erffelijc aen janne liebrechts geheete(n) gelucx/ te lossen oft te besetten ende den selven meeste(re)n pete(re)n/ en(de) goirde d(air)af alless(ins) tontlasten inder maten de selve/ gelufte vand(er) daet voirs(creven) dat nairde(r) en(de) breede(r)/ verclairt ende uuytwijst Scelden(de) d(air)om den selven
//
b(er)tel(meeus) vanden ee ende janne zijne(n) sone ende hue(r)/ goede ende nac(omelingen) vand(er) selv(er) geluften voirs(creven) volc(omelijc)/ quijte promitt(ens) null(atenus) alloq(ui) sed semp(er) sat(isfacere) et war(andizare)/ erga quoscu(m)q(ue) prout cor(am) blanck(art) rosme(re) junii xxi