SAL7391, Akte: V°392.2-R°394.1 (703 van 705)
Akte V°392.2-R°394.1
Act
Datum: 1498-06-22
Transcriptie
2024-01-08 door Jos JonckheerNae dien henrick van duerne mesmake(r) als geleyt/
nae des(er) stadt recht totten goeden have jacops vande(n)/
bloke en(de) zijns wijfs hem heeft doen leve(re)n de goede/
der selv(er) gehuyssche(n) bezu(n)d(er)t alsulke(n) vier rinsg(ulden)/
erfelijck als zij behouden hadde(n) a(n)no xcii julii xii/
op een huys en(de) hof mette(n) toebehoirte(n) gelege(n) inde/
steenstrate tussche(n) de goede wijlen henricx van pulle/
nu meest(er) claes van anst(er)da(m)me t(er) eende(re) en(de) de goede/
joes helleg(er)ts drayers t(er) ande(re) streckende acht(er)weerts/
totte(n) goede(n) meest(er) pet(er)s vand(er) heyde(n) en(de) zijns zoens/
die(n) hij hadde van m(ar)gr(iete) wijle(n) sbrievers al(ia)s smu(n)ters/
zijne(n) wive welke vier rinsg(ulden) de selve gehuyssche(n)/
d(air)op behielde(n) ten daige voirs(creven) als zij die goede d(air)op/
den voirs(creven) he(n)r(ick) en(de) zijnd(er) huysvr(ouwe) erfelijck uuytgave(n)/
ende dit voe(r) gebreck van gelufte(n) van wairscape hem?/
tijde van zijne(n) v(er)crige voirs(creven) vande(n) selve(n) goed(en) gedaen/
bij he(re)n janne calatijn ende joese vrancx inde(n) name en(de)/
als hebben(de) macht met procu(r)ac(ie) van antwerpen
//
van den voirs(creven) jacoppe ende zijnd(er) weerdi(n)ne(n) den voirs(creven)/ he(n)r(ick) ende zijnd(er) weerdynne welck gelufte van wara(n)tscape/ geschiet es op eene(n) pe(n)ni(n)ck borsgelts bove(n) en(de) in/(contra)rien vanden welke(n) hij bevonde(n) hadde zijn voirs(creven)/ goede met veelder hande co(m)me(re)n gelast soe als pant/ soe als toepant come(n) es inde banc voe(r) meye(re) en(de)/ scepen(en) van loeven(e) tege(n) jacoppe witteman als/ procure(ur) der voirs(creven) weduwe vanden bloke doende/ lesen ald(air) zijn voirs(creven) beleyt en(de) scepen(en) br(ieven) d(air)voe(r)/ dat dbeleyt geschiet was opdoen(de) onder de(n) ande(re)n/ hoe hij (contra)rie vander selv(er) zijnd(er) gelufte(n) van waerscape/ bevonden hadde de selve zijn goede belast met/ xx s(chellingen) ende drie cap(uynen) outchijs aend(en) cap(it)le(n) van s(in)te/ pet(er)s te loeven(e) die soe oud wa(r)en ende van sulke(n)/ laste dat die niet en stonde(n) te quiten(e) ende/ want hij vry goet gecocht hadde dwelc hem/ was gewarandeert op eene(n) pe(n)ni(n)ck borsgelts die/ niet meer en dede dan txii[te] deel van i mite/ tselve en(de) alzoe voe(r) o(m)beco(m)mert anders dan mette(n) vier/ r(ins)g(ulden) die hij jairlijcx d(air)af te (contra)rien hadde en(de)/ te quijten(e) stonde(n) met eene(n) smaels zoe sustineerde/ hij dat hem die(n) oude(n) chijs afgedaen soude wordd(en)/ en(de) zijn pande(n) van die(n) gefineert? op dat hij he(m)/ mette(n) selve(n) zijne(n) goede(n) ind(er) wesen(e) soe hij die/ gecocht hadde ende he(m) die gewara(n)deert wa(r)en/ mocht [be]hulpe(n) alst hem beliefde oft dat hem bij/ gebreke van die(n) d(air)voe(r) de voirs(creven) gelev(er)de goed(en)/ oft rinte(n) der voirs(creven) gehuyssche(n) aengewese(n) wordd(en)/ hopen(de) dat hem dat alzoe behoirde te geschieden/ hem des gedragen(de) totte(n) rechte oick nae zeke(re)n
//
die(n) hij d(air)op geleyt hadde van div(er)sen rinte(n) die (contra)rie/ zijnd(er) waerscape zoe wel vanden voirs(creven) ouden/ chijsen als van i(½) saluyte ende een croone aen/ meest(er) janne van ravescote en(de) oic van eene(n) rijd(er)/ lijftochte(n) ende twee saluyten erfelijck aen de/ weduwe van beri(n)gen dair uuyt wa(r)en bevonde(n)/ gaen(de) die eensdeels afgedaen zijn Dair tegen/ de voirs(creven) wed(uwe) vanden bloke huer v(er)antwerden(de)/ dede seggen(e) dat hue(r) niet moegelijc en was de/ selve xx s(chellingen) en(de) iii cap(uynen) te co(n)nen afdoen mits dat/ die niet te quijten(e) en stonde(n) ende alzoe p(rese)nteerde/ en(de) sustineerde zij soe vele aen hue(r) rinte(n) vand(en)/ vier rinsg(ulden) erfelijck die zij opde selve goed(en)/ hadde behoude(n) aende(n) selve(n) henr(icke) te cortten(e) als/ de voirs(creven) xx s(chellingen) en(de) drie cap(uynen) oudt chijs d(er) selv(er)/ cap(it)len mochte(n) gedrage(n) met oick zoe vele meer/ als den last van die(n) gedrage(n) soude moege(n) dat/ die niet te quijte(n) en stonden mair erfelijc soude(n)/ moete(n) blive(n) Dwelc de voirs(creven) henr(ick) niet en woudde/ accepte(re)n noch en meynde te derve(n) doen nae recht/ alzoe dat de scepen(en) van loeven(e) h(ier) inne gemae(n)t/ bijd(en) meye(re) dese met hue(re)n vo(n)nisse gestelt hebbe(n)/ ind(er) stat handen en(de) tott(er) stadt t(er)minac(ien) Dair/ uuyt(er)lijck die gebracht en(de) v(er)haelt zijnde bijde(n) scepen(en)/ van loeven(e) den thoen d(air)inne geleyt ov(er)hoirt is/ geweest en(de) al des d(er) materie voirde(r) soude moege(n)/ diene(n) den selve(n) raid uuytgesproke(n) heeft voir/ recht dat de voirs(creven) jacop en(de) zijn wijf gehoude(n)/ sulle(n) zijn henr(icke) zijn gelufte van wairscape te/ voldoen(e) en(de) zijn goed(en) vand(er) cap(it)len chijs(en) van xx s(chellingen)/ en(de) drie cap(uynen) te lossen(e) navolgen(de) zijnd(er) gelufte(n) van
//
van wairscape in die(n) oft dat den selve(n) henricke ende zijne(n)/ beleyde d(air) voe(r) de gelev(er)de goede en(de) rinte(n) der selv(er) gehuyssche(n)/ volgen sullen om de selve gebreke(n) d(aer) aen te v(er)halen(e)/ Act(um) in (con)s(ili)[o] opidi p(rese)ntibus crol burg(imagistr)[o] borch zede(lere)/ vos rosme(er) hubr(echts) scab(inis) et plu(r)ibus aliis de (con)s(ili)[o]/ junii xxii
//
van den voirs(creven) jacoppe ende zijnd(er) weerdi(n)ne(n) den voirs(creven)/ he(n)r(ick) ende zijnd(er) weerdynne welck gelufte van wara(n)tscape/ geschiet es op eene(n) pe(n)ni(n)ck borsgelts bove(n) en(de) in/(contra)rien vanden welke(n) hij bevonde(n) hadde zijn voirs(creven)/ goede met veelder hande co(m)me(re)n gelast soe als pant/ soe als toepant come(n) es inde banc voe(r) meye(re) en(de)/ scepen(en) van loeven(e) tege(n) jacoppe witteman als/ procure(ur) der voirs(creven) weduwe vanden bloke doende/ lesen ald(air) zijn voirs(creven) beleyt en(de) scepen(en) br(ieven) d(air)voe(r)/ dat dbeleyt geschiet was opdoen(de) onder de(n) ande(re)n/ hoe hij (contra)rie vander selv(er) zijnd(er) gelufte(n) van waerscape/ bevonden hadde de selve zijn goede belast met/ xx s(chellingen) ende drie cap(uynen) outchijs aend(en) cap(it)le(n) van s(in)te/ pet(er)s te loeven(e) die soe oud wa(r)en ende van sulke(n)/ laste dat die niet en stonde(n) te quiten(e) ende/ want hij vry goet gecocht hadde dwelc hem/ was gewarandeert op eene(n) pe(n)ni(n)ck borsgelts die/ niet meer en dede dan txii[te] deel van i mite/ tselve en(de) alzoe voe(r) o(m)beco(m)mert anders dan mette(n) vier/ r(ins)g(ulden) die hij jairlijcx d(air)af te (contra)rien hadde en(de)/ te quijten(e) stonde(n) met eene(n) smaels zoe sustineerde/ hij dat hem die(n) oude(n) chijs afgedaen soude wordd(en)/ en(de) zijn pande(n) van die(n) gefineert? op dat hij he(m)/ mette(n) selve(n) zijne(n) goede(n) ind(er) wesen(e) soe hij die/ gecocht hadde ende he(m) die gewara(n)deert wa(r)en/ mocht [be]hulpe(n) alst hem beliefde oft dat hem bij/ gebreke van die(n) d(air)voe(r) de voirs(creven) gelev(er)de goed(en)/ oft rinte(n) der voirs(creven) gehuyssche(n) aengewese(n) wordd(en)/ hopen(de) dat hem dat alzoe behoirde te geschieden/ hem des gedragen(de) totte(n) rechte oick nae zeke(re)n
//
die(n) hij d(air)op geleyt hadde van div(er)sen rinte(n) die (contra)rie/ zijnd(er) waerscape zoe wel vanden voirs(creven) ouden/ chijsen als van i(½) saluyte ende een croone aen/ meest(er) janne van ravescote en(de) oic van eene(n) rijd(er)/ lijftochte(n) ende twee saluyten erfelijck aen de/ weduwe van beri(n)gen dair uuyt wa(r)en bevonde(n)/ gaen(de) die eensdeels afgedaen zijn Dair tegen/ de voirs(creven) wed(uwe) vanden bloke huer v(er)antwerden(de)/ dede seggen(e) dat hue(r) niet moegelijc en was de/ selve xx s(chellingen) en(de) iii cap(uynen) te co(n)nen afdoen mits dat/ die niet te quijten(e) en stonde(n) ende alzoe p(rese)nteerde/ en(de) sustineerde zij soe vele aen hue(r) rinte(n) vand(en)/ vier rinsg(ulden) erfelijck die zij opde selve goed(en)/ hadde behoude(n) aende(n) selve(n) henr(icke) te cortten(e) als/ de voirs(creven) xx s(chellingen) en(de) drie cap(uynen) oudt chijs d(er) selv(er)/ cap(it)len mochte(n) gedrage(n) met oick zoe vele meer/ als den last van die(n) gedrage(n) soude moege(n) dat/ die niet te quijte(n) en stonden mair erfelijc soude(n)/ moete(n) blive(n) Dwelc de voirs(creven) henr(ick) niet en woudde/ accepte(re)n noch en meynde te derve(n) doen nae recht/ alzoe dat de scepen(en) van loeven(e) h(ier) inne gemae(n)t/ bijd(en) meye(re) dese met hue(re)n vo(n)nisse gestelt hebbe(n)/ ind(er) stat handen en(de) tott(er) stadt t(er)minac(ien) Dair/ uuyt(er)lijck die gebracht en(de) v(er)haelt zijnde bijde(n) scepen(en)/ van loeven(e) den thoen d(air)inne geleyt ov(er)hoirt is/ geweest en(de) al des d(er) materie voirde(r) soude moege(n)/ diene(n) den selve(n) raid uuytgesproke(n) heeft voir/ recht dat de voirs(creven) jacop en(de) zijn wijf gehoude(n)/ sulle(n) zijn henr(icke) zijn gelufte van wairscape te/ voldoen(e) en(de) zijn goed(en) vand(er) cap(it)len chijs(en) van xx s(chellingen)/ en(de) drie cap(uynen) te lossen(e) navolgen(de) zijnd(er) gelufte(n) van
//
van wairscape in die(n) oft dat den selve(n) henricke ende zijne(n)/ beleyde d(air) voe(r) de gelev(er)de goede en(de) rinte(n) der selv(er) gehuyssche(n)/ volgen sullen om de selve gebreke(n) d(aer) aen te v(er)halen(e)/ Act(um) in (con)s(ili)[o] opidi p(rese)ntibus crol burg(imagistr)[o] borch zede(lere)/ vos rosme(er) hubr(echts) scab(inis) et plu(r)ibus aliis de (con)s(ili)[o]/ junii xxii
Nagekeken door: Walter Winnelinckx
Moderator: Mi-Je Van Gils
Laatste update:: 2017-05-23 door Xavier Delacourt