Item jan veldemans sone wijlen jans / woone(nde) nutertijt tot breda in p(rese)ntia / heeft bekijndt e(nde) bekindt midts dese(n) / hem wel e(nde) te volle(n) v(er)nuecht e(nde) betaelt / te zijn(e) van(den) heere deke(nen) e(nde) capellaen(en) / van s(in)t jacops alhier binne(n) loeve(nen) va(n) / alsulcke(n) loon van verdingde(n) wercke / bijde(n) voers(chreven) hee(re) deke(nen) e(nde) capellae(nen) aengae(nde) / dmaecke(n) van(den) bueck e(nde) ander werck / van(de) kercke van opprebaix opde(n) xxiiii[e(n)] / aprilis xv[c] lxx voer scepe(nen) va(n) loeve(nen) / ae(nden) selve(n) e(nde) zijn(en) consorte(n) v(er)dinght te / maecke(n) e(nde) reparere(n) schelde(nde) alsoo / deselve veldemans de(n) voers(chreven) hee(re) deke(nen) / e(nde) capellae(nen) e(nde) alle(n) andere(n) des(er) quitan(cie) / behoere(nde) volcomel(ijck) quijte promitte(ns) / nullatenus alloqui sed semp(er) sat(is) si quid / minus bekinne(nde) oick deselve veldema(n)s / van(den) selve(n) hee(re) deke(nen) e(nde) canonicke(n) ontfange(n)
//
te hebbe(ne) de so(m)me van xlii carolusg(ulden) / te twintich stuijvers tstuck ee(n)s ter / zake(n) van zekere beterniss(e) oft v(er)meerderin(ge) / vande(n) selve(n) kerck wercke boven de / conditie(n) in date voers(chreven) tussche(n) he(n) / coopma(n)ne(n) ondersproke(n) e(nde) geco(n)ditioneert / v(er)claere(nde) alsoo mette(n) selve(n) hee(r) van des / voers(chreven) is ende des d(aer)uuijt eenichss(in)ts / zoude moge(n) geres(en) zijn volcomelijck / v(er)accordeert te zijn(e) e(nde) deselve heer als / bove(n) van alles quijtschelden(de) verclare(nde) / heer jan francisci canonick der voers(chreven) / kercke(n) van(den) voers(chreven) veldema(n)s ondergehoude(n) / te hebbe(ne) de so(m)me van sesse r(ins)g(ulden) eens / e(nde) dat tot settinge va(nden) beelfroit e(nde) / thange(n) van(de) clocke(n) tot opprebaix v(oer)s(chreven) / behoudel(ijck) dat de voers(chreven) hee(r) de(n) torre(n) / van opprebaix groot wese(nde) e(nde) in meijnin(ge) / wese(nde) tselve beelfroit te stelle(n) ende de / clocke(n) te hange(n) tselve sulle(n) advertere(n) / de(n) voers(chreven) veldemans te(n) eijnde oft de(n) / v(oer)s(chreven) veldemans gelieffde tselve te stelle(ne) / dat hij tselve sal moge(n) doe(n) ende de / onderghelate(n) zesse rinsgulde(n) alsoo / zelffver moghe(n) verdiene(n) coram / duffle ketelboeter decembris / xiiii[a] /