Kennel(ijck) zij een(en) ijegel(ijcken) dat op hed(en) viertienste(n) / julii des jaers vand(er) geboerte(n) ons heere(n) jesu
//
christi duijsent vijfhond(er)t drijentzeve(n)tich / voer mij notaris en(de) getuijge(n) onderghescreve(n) / is p(er)sonnelijcke(n) geco(m)pareert jan van houthem / wijle(n) liebrecht zone ingeseten(e) des(er) stadt / van thiene(n) de welcke heeft special(ijck) ende / onwederoepel(ijck) geconstitueert woutere(n) ijmme(n) / zijn(en) behouwde(n) zone ingesete(ne) des(er) voers(creven) stadt / p(rese)nt en(de) de(n) naebes(creven) last aenveerden(de) allee(ne) en(de) / besundere om voer hem constitua(n)t en(de) in zijn(en) / naem(e) te co(m)parere(n) voer wethoudere(n) der stadt / van loeve(nen) en(de) aldaer te cassere(ne) alsulcke(n) rentbrieff / van thie(n) mudde(n) corens en(de) thie(n) rinsg(ulden) erffelijck / daer voe(r) geertruijdt van lande(n) dochtere / wijle(n) gregorisens huijsf(rouw)e joosens cobbelgiers / zone wijle(n) jans met consente te(n) bij zijne / en(de) wille des voers(creven) joosens haer moderne ma(n)s / voe(r) scepe(nen) der voers(creven) stadt van loeve(nen) zekere / haere goede(n) verobligeert heeft volge(nde) de(n) zelve(n) / rentbrieff van(den) date xx martii xv[c] lxix in p(ri)ma / constituere(nde) voerts de(n) voers(creven) woutere(n) ijmme(n) / om in zijns constitua(n)ts naem(e) tontfa(n)ge(ne) de / gichte en(de) guedinge bij oft van wege(n) der / voers(creven) geertruijde(n) van lande(n) voe(r) wethoudere(n) / der voers(creven) stadt van loeve(nen) oft elders daer / dat behoere(n) zal te geschiede(n) en(de) te doe(ne) van / zekere gronde(n) van erfve(n) gelege(n) onder ende / o(m)trent butsele in extinctie der voers(creven) / rinte van thie(n) mudde(n) corens en(de) thie(n) rinsg(ulden) / erffel(ijck) mette(n) verloope van(der) zelver gelove(nde) / de voers(creven) constitua(n)t dat hij zal hebbe(n) en(de) houd(en) / voer goet vast gestentich ende van weerde(n)
//
wes bijd(en) voers(creven) zijn(en) geconstitueerde(n) in tgene des / vers(creven) es circu(m)stantie(n) en(de) dependentie(n) van dije(n) zal / wordde(n) gedae(n) gecasseert en(de) ontfange(n) order v(er)ba(n)t / van zijne(n) p(er)soon en(de) alle en(de) ijegelijcke zijn(en) goede(n) / zoe rueren(de) als onrueren(de) present en(de) toecomende / beghere(nde) van mij notario ond(er) gescreve(n) hieraff hem / gemaeckt en(de) gegeve(n) te wordde(n) openbaer instrume(nte) / ee(n) oft meer dwelck gedae(n) is binne(n) deser stadt / van thiene(n) p(rese)nt zijn(de) machiel gaet en(de) henrick / gruenincx borgers des(er) voers(creven) stadt als getuijge(n) / daer toe geroepe(n) en(de) gebede(n) aldus ondergescreve(n) / in tuijchnis der waerheijt van tgene des voers(creven) / is ick notaris onderges(creven) hebbe dese tegewoerdige / met mijnre eijgene handt gescreven en(de) de zelve / met mijne gewoonel(ijcke) handteecken(inge) ondergeteeke(n)t / des versocht zijn(de) ende onderteecke(n)t jo(hann)es van / kijesekom no(ta)rius ap(osto)licus necnon p(er) conciliu(m) p(ro)vi(n)ciale / ducatus brabantie admissus approbatusq(ue) sst?