Item geeraerdt van(der) veken(en) zone wijle(n) peeters / woonen(de) dte bruessele en(de) gheeraerdt van(der) veken(en) / groot vad(er) des voers(creven) geeraerts woone(nde) te love(n) / in tegewoerdicheijt der scepe(nen) van love(nen) naebes(creven) / gestae(n) hebbe(n) bekindt v(er)besundert o(n)verscheijde(n) / en(de) elck ee(n) voe(r) al schuldich te zijn(e) danielen / oomens en(de) johanna [vacat] zijne(n) huijsvr(ouw)e(n) woone(nde) / te bruessele twee carolusg(ulden) te twintich st(uijvers) / tstuck der munte(n) shertoge(n) van brab(an)t cours en(de) / loop hebbe(nde) erffel(ijck) rinte alle jaere opde(n) xxi[e(n)] / dach julii te betaelen(e) en(de) tot bruessele de(n) / voers(creven) gehuijssche(n) los en(de) vrij oijck etc(etera) oijck va(n) / x[e(n)] xx[e(n)] honderste(n) en(de) van alle(n) andere(n) penninge(n) / zoe wel ordinaris als extraordinaris te levere(n) / de(n) voers(creven) gehuijssche(n) in in toecome(nde) tijd(en) telcke(n) / termijn(en) als schult met recht v(er)wonne(n) welcke / erfrinte de voers(creven) bekindere(n) geloeft hebbe(n) ter / manisse(n) der voers(creven) gehuijssche(n) te bevestige(n) en(de)
//
en(de) bepande(n) op goede en(de) loffel(ijcke) sufficie(n)te pand(en) / gelege(n) binne(n) der ba(n)mijle(n) van loeve(nen) weerdt / zijn(de) bove(n) alle co(m)mere(n) daet te voere(n) uuijtgae(nde) / vier gelijcke carolusg(ulden) erffel(ijck) rinte ende / zoe vele te doene dat ee(n) voers(creven) gehuijssche(n) / en(de) [heure(n)] naecomelinge(n) tot eewige(n) dage(n) zal moghe(n) / genoech zijn met conditie(n) dat de voerscreve / bekindere(n) de voers(creven) erffrinte van twee carolusg(ulden) / zulle(n) moge(n) losse(n) en(de) affquijte(n) talle(n) tijde(n) alst / he(n) gelieve(n) zal tot eend(er) reijse(n) elcke(n) carolusg(ulden) / daeraff met zesthie(nen) gelijcke carolusg(ulden) ende / met volle rinte tot des voers(creven) es de voers(creven) / bekindere(n) v(er)binde(nde) heure p(er)soon(en) en(de) alle(n) hun / goed(en) p(rese)nt en(de) toecome(nde) der cohertie(n) en(de) jurisdictie(n) / des meijers en(de) der scepe(nen) van loeve(nen) ende / hieraff heeft de voers(creven) geeraerdt van(der) vekene / geloeft zijn(en) groot vadere costeloos en(de) schadeloos / tontheffe(n) hier waere(n) over roelandt van winde / en(de) liebrecht van maelcote schepe(nen) te loeve(nen) / ghegeve(n) int jaer ons heere(n) duijsent vijffhond(er)t / drijentzeventich opte(n) xxi[e(n)] dach der maent / van julio