Alle(n) etc(etera) dat nicolaes parijs zone wijle(n) / peeters woone(nde) ter torlong bij ave(n)nes
//
inde(n) lande van henegouwe in presentia / heeft gecedeert getransporteert en(de) ove(r)geg(even) / cedeerde transporteerde en(de) gaff overmits / des(en) joha(n)ne(n) parijs zijne(n) zustere woone(nde) / te loeve(nen) p(rese)nt en(de) acceptere(nde) alsulcke(n) / paert actie en(de) gerichticheijt als he(m) / co(m)petere(nde) es in en(de) ae(n) alsulcke(n) hootpen(ninge) / van twee car(olus) guld(en) erffel(ijck) als gecome(n) / zijn van(den) v(er)coope van zekere erffgoede(n) / gelege(n) tot beerthem ter plaets(en) geheete(n) / wermoes vee weije als de voers(creven) johanna / parijs zijn zuste(r) met heure consorte(n) in / zijn(en) absen(tie) v(er)cocht hebbe(n) gehadt ende he(n) / gedevolveert zijn bij doode en(de) afflijvicheijt / van merte(n) keije(n) en(de) katlijn(en) parijs wijle(n) / gehuijssche(n) cedere(nde) der zelver zijne(n) zuste(r) / alnoch alsulcke(n) acht carolusg(ulden) en(de) vijff / oft zesse stuvers eens als hem ter caus(en) / van(den) v(er)coope van(den) zelve(n) goed(en) voe(r) zijn paert / en(de) contingent alnoch co(m)petere(nde) zijn welck / v(er)coop de voers(creven) transporta(n)t in zijn absen(tie) / bij sijn(en) mede consorte(n) zoe hij v(er)cleerde gedae(n) / en(de) gebuert die(n) nijet tegenstaen(de) heeft gelaudeert / geapprobeert en(de) geratificeert constituerende / te die(n) eijnde der voers(creven) zijn(en) zuste(r) procruatie / in rem p(ro)pria(m) om de selve penn(ingen) bijd(en) voers(creven) / joha(n)na sijn(en) zuste(r) oft actie van haer hebben(de) / opte buere(n) en(de) tontfange(n) quitan(cie) en(de) acquijt / daeraff te geve(ne) en(de) daeraff oft noot waere / in rechte te trede(n) etc(etera) in ad lites en(de) and(er)ss(in)s / daeraff nae haere(n) beliefte(n) te moge(n) disponere(n)
//
zond(er) voerd(er) consent oft transport van(den) voers(creven) haere(n) / broed(er) te derfve(n) hebbe(n) bekinne(nde) de voers(creven) ter cause(n) / van(den) voers(creven) transporte van(den) voers(creven) zijn(en) sij suste(r) geheel(ijck) / v(er)nuecht en(de) voldae(n) te zijn(e) promitt(entes) nullaten[(us)] alloqui / sed semp(er) sat(is) prout cor(am) winghe winde augusti vii[a] /