SAL7467, Akte: V°128.2-R°132.1 (168 van 581)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte V°128.2-R°132.1  
Act
Datum: 1573-10-26

Transcriptie

2015-07-17 door Anton Schuttelaars
Condt zij eenenijegel(ijcken) dat heer en(de) m(eeste)r cornelius /
reijneri gaudanus doctoer ind(er) heijliger godtheijt /
en(de) president der collegie(n) van atrecht binne(n) deser /
stadt in p(rese)ntia heeft ind(er) qualiteijt voers(creven) uuijt /
gegeve(n) ende bekinde mits des(en) ter hellicht wininge /
uuijtgeve(n) te hebben(e) catlijn(e) corema(n)s wed(uw)e wille(m)s /
wijle(n) van meerbeke ende jan(ne) van meerbeke /
haere(n) sone die welcke bekinde(n) van(der) voers(creven) heer /
inder qualiteijt voers(creven) ter hellicht wi(n)ninge /
genome(n) te hebben(e) der voers(creven) collegie(n) hoff gelege(n) /
bijnne(n) deser stadt inde broeckstraete ae(n) sheijlichs /
cruijs cappelle mette(n) huijse hove boegaerden gel(ijck) /
tselve gelege(n) is en(de) daer [zij] winne(n) nutertijt alnoch /
inne woonen(de) zijn mette(n) lande(n) groot tsame(n) o(m)trint /
zeventhie(n) boendere(n) in diversche p(ar)ceele(n) gelege(n) /
buijte(n) en(de) omtrint der stadt van loven(en) met /
alnoch drije dachmale(n) bee(m)pts gelege(n) buijte(n) des(er) /
stadt ae(n) tvoerke(n) regeoot de(n) wijtham van spaus /
collegie ter eenre de vier wijde(n) weije(n) en(de) groe(n) /
state ter ii[er] de goede(n) des goidtshuijs van(den) /
halfstrate ter derd(er) en(de) de goede(n) der voers(creven) /
collegie(n) ter iiii[er] zijde(n) Item noch een(en) bee(m)pt /
groot o(m)trint ee(n) halff boende(r) gelege(n) bijnne(n) /
des(er) stadt ae(n) tvoercke(n) regen(oote) sheere(n) strate /
ter eenre der voers(creven) collegie van atrecht
//
wijtham ter ii[d(er)] en(de) de goede(n) m(eeste)r willems /
switte(n) ter iii[er] zijde(n) Item noch ee(n) blocxke(n) /
groot omtrent ee(n) derdendeel van ee(n) boende(r) gelege(n) /
bijnne(n) deser stadt aen tvoerke(n) regenn(ooten) de(n) boegaert /
van(den) voers(creven) hoeve ter eenre de(n) hoff van(den) twee /
huijske(n)s der voers(creven) collegie(n) toebehoeren(de) ter derd(er) /
ende de goede(n) der chartroijse(n) bijnne(n) love(nen) ter /
iii[er] zijd(en) te hebben(e) te houde(n) ende ter hellicht /
wi(n)ninge te besitte(n) ende een(en) termijn van zesse /
jaere(n) dee(n) nae dand(er) zond(er) middel vervolgende /
elcx jaers daere(n) binne(n) te weten(e) tvoers(creven) wi(n)hoff /
mette(n) boegaerde daer de voers(creven) pachters oft /
huerlinge(n) inne woonen(de) zijn om ende voe(r) derthie(n) /
carolusg(ulden) te xx st(uijvers) tstuck eens ende die twee /
bee(m)pde(n) mette(n) blocxke(n) om en(de) voe(r) tvierentwintich /
gel(ijcke) carolusg(ulden) eens tweelf stuijvers eens alle /
jaer te betaelen(e) te wete(ne) van tvoers(creven) wi(n)hoff /
en(de) boogaert s(in)t janss(miss)e ende van(den) beempd(en) ende /
blocxke(n) ts(in)te mertensmisse quolibet ass(ecu)tum /
waeraff de huere van(den) voers(creven) huijse en(de) hove /
innegegae(n) es s(in)t janss(miss)e a(n)no xv[c] lxxii ende /
van(den) bee(m)pde(n) en(de) blocxke(n) s(in)te mertensmisse doe(n) /
daer naest volgen(de) ind(en) selve(n) jaere ende de /
voers(creven) wi(n)nen(de) lande(n) te halff meerte anno /
voers(creven) stilo brab(an)tie met conditie(n) dat de /
voers(creven) wi(n)ne(n) sulle(n) schuldich zijn jaerl(ijcx) de /
hellicht van(den) graen(en) opde voers(creven) lande(n) wasse(nde) /
ende de selve gedeijlt wesen(de) op hu(n)ne(n) cost /
te vuere(n) ind(er) voers(creven) collegie schue(r) die de /
selve collegie ald(aer) te hemwaerts es res(er)vere(nde) /
sond(er) de(n) huerlinge(n) daer inne eenich gesach /
te hebbe(ne) zond(er) eenige(n) affslach van(den) voers(creven) /
hueringe(n) daeraff te hebben(e) doen(e) in sulcker /
vuege(n) dat de voers(creven) wi(n)ne(n) altijt dierste
//
voede(r) daeraff zulle(n) vuere(n) in huns meesters schuere /
ende dande(r) op het tweede voede(r) voe(r) hem ende al /
soe altijt vervolgens dies sal de meeste(r) hem altijt /
te(n) ooghste een(en) man stelle(n) h die he(n) sal helpe(n) tgrae(n) /
inne doe(n) des meesters hellicht es oijck (con)ditie /
en(de) voerweerde dat de voers(creven) meeste(r) ende winne(n) /
zulle(n) van malcandere(n) moge(n) scheijde(n) de(n) ierste(n) drije /
jaere(n) op dat de(n) eene(n) van hen belieft behalve(n) dat /
de ghene die alsoe zal wille(n) scheijde(n) tselve sal /
schuldich zijn de(n) andere(n) te condige(n) ee(n) halff jaer te /
vore(n) Item sulle(n) de voers(creven) wi(n)ne(n) schuldich sijn de /
voers(creven) lande(n) jaerl(ijcx) wel ende loffel(ijck) te wi(n)ne(n) /
werffve(n) meste(n) ende besaijen zoe wel de verste /
als de naeste gelijck goede regenoote(n) wel wi(n)ne(nde) /
en(de) mesten(de) bove(n) en(de) benede(n) ende tselve wettel(ijck) /
des versocht zijn(de) te doe(n) blijcke(n) te(n) coste van(den) wi(n)ne(n) /
voers(creven) [Item] sulle(n) de wi(n)ne(n) schuldich zijn elcke(n) aert in sijn(en) /
saisoon(en) te houde(n) en(de) late(n) te weten(e) de(n) winte(r) aert /
op vier getijdige vore(n) gemest tot rogge ende de(n) /
zomeraert op drije getijdige vore(n) ende de brake /
jaerl(ijcx) omme te doen(e) Item zulle(n) de voers(creven) wi(n)ne(n) schuldich /
sijn tot hu(n)ne(n) affscheijde(n) de(n) winter aert te laeten(e) /
te weten(e) de thie(n) dachmale(n) d(aer)aff gelege(n) bove(n) /
de(n) bolleslach regenn(ooten) de beaute(m)ps strate ter eenre /
de goed(en) der voers(creven) chartroijse(n) ter ii[der] de goeden /
m(eeste)r augustijns van(den) borch ter iii[er] ende der /
stadt veste(n) van loven(en) ter iiii[er] zijd(en) besaeijt met /
terwe oft te(n) minste(n) met core(n) en(de) terwe Item /
noch ee(n) dachmael lants gelege(n) opde(n) berch van /
calvarie(n) bij ons liefs heere(n) begravenisse rege(n)noote /
de goede(n) guillaems lauwereijs ter eenre de /
goed(en) der voers(creven) chartroijse(n) ter ii[d(er)] en(de) de goed(en) /
des goidtshuijs van vlierbeke ter iii[d(er)] zijd(en) besaeijt /
met rogge Item noch drije dachmale(n) landts
//
aldaer bij ons liefs heere(n) begravenisse voers(cre)ve(n) /
regenn(ooten) shertogsstrate ter eenre tvoers(creven) godtshuijs /
van vlierbeke ter ii[d(er)] de voers(creven) chartroijse(n) ter /
iii[er] en(de) de goed(en) des voers(creven) guillae(m)s laureijs /
ter vierd(er) zijd(en) besaeijt met terwe(n) ende de(n) /
zomer aert op drije getijdige vore(n) Item ee(n) boend(er) /
lants gelege(n) opde bonterstrate regen(ooten) de voerscreve(n) /
hertoge strate ter eenre de goed(en) der voers(creven) chartroijse(n) /
ter ii[d(er)] ende de goede(n) der erffge(namen) barbel wijle(n) /
pauwels ter iii[d(er)] zijd(en) Item ee(n) halff boende(r) lants /
gelege(n) bijde(n) berch van calvarie(n) geheete(n) het cranstuck /
regen(ooten) shertoge(n) strate ter eenre tgoidtshuijs van /
vlierbeke ter ii[d(er)] de goede(n) des goidtshuijs v /
bisschops van camerijck ter iii[er] en(de) de boogaerde(n) /
van loven(en) ter iiii[d(er)] zijde(n) Item vijff dachmale(n) /
lants gelege(n) op shertoge(n) strate regen(ooten) de voerscreve(n) /
hertoge(n) strate ter eende(r) aerdt [vacat] al(ia)s inde(n) /
beer ter tweede(r) catlijn(en) willems ter iii[d(er)] en(de) tgoidtsh(uij)s /
vand(er) banck ter vierde(r) zijde(n) Item drije dachmale(n) /
lants gelege(n) opde voers(creven) hertoge(n) strate regen(ooten) jan /
ter eende(r) m(eeste)r daniel de bruijne en(de) shertoghen /
strate voers(creven) ter derder zijd(en) Item ee(n) dachmael /
lants gelege(n) op rijexvondel regen(ooten) de goeden der /
voers(creven) chartroijse(n) ter eenre de goede(n) der voers(creven) /
collegie van atrecht ter ii[d(er)] zijde(n) de goede(n) des /
cloosters vand(er) halfstrate ter iii[d(er)] en(de) de goede(n) /
groen strate ter iiii[d(er)] zijd(en) Item noch ee(n) halff boend(er) /
gelege(n) opt voers(creven) rijexbondel regen(ooten) de goede(n) des goidtsh(uij)s /
vand(er) banck ter eenre der voers(creven) collegie ter /
ii[d(er)] de voers(creven) groenstrate ter iii[d(er)] en(de) de goede(n) /
des voers(creven) cloosters vand(er) halfstrate ter iiii[d(er)] /
zijde(n) Item noch ee(n) halff boende(r) lants gelege(n) /
opt groefvelt regen(ooten) de goede(n) der voers(creven) chartrois(en) /
ter eenre de goed(en) jouff(rouw)e laisters ter iii[d(er)] die
//
de goed(en) des voers(creven) goidtshuijs van(der) banck ter derde(r) /
en(de) de groote tafele van(den) heijligengeest bijnne(n) loven(en) /
ter iiii[d(er)] zijde(n) Item drije boendere(n) lants gelege(n) bijden /
zwanenberch regen(ooten) sheere(n) strate van love(nen) naer /
bruessel gaen(de) ter eenre de goede(n) des goidtsh(uij)s /
van perck ter ii[d(er)] de goed(en) des voers(creven) goidtsh(uij)s /
van(der) banck ter iii[er] ende de goede(n) jouffrouwe /
catlijn(en) vand(er) hulst wed(uw)e gielis abseloens /
ter iiii[d(er)] ende de goede(n) der collegie(n) va(n) /
winckele ter v[er] zijde(n) Item noch vijff dach(malen) /
lants opde(n) molenberch regen(ooten) de heijde aldaer /
in twee zijde(n) de goede(n) van(den) groote(n) gasthuijse /
te loven(en) ter iii[er] en(de) die strate aldaer geheete(n) /
[vacat] ter vierde(r) zijde(n) ende die braecke /
Item ee(n) dach(mael) lants gelege(n) bijneffe(n)s oft lede(n) /
tvoers(creven) clooste(r) van(der) banck rege(nooten) de goeden /
der voers(creven) collegie(n) van winckele ter eenre /
de heverstrate van loven(en) nae(r) bruessel gaen(de) ter /
ii[er] de goede(n) der voers(creven) collegie(n) van aetricht /
ter iii[er] ende de goede(n) de voers(creven) chartrois(en) /
ter iiii[er] zijde(n) Item vijff dach(malen) lants gelege(n) /
ald(aer) regen(ooten) tvoers(creven) dach(mael) ter eenre de voers(creven) strate /
ter ii[er] tvoers(creven) clooste(r) vand(er) banck ter iii[er] en(de) /
de voers(creven) chartroise(n) ter iiii[er] zijde(n) Item drije /
boende(r) landts gelege(n) opde quaet heije regen(ooten) /
tvoers(creven) clooste(r) vand(er) banck ter eenre tvoers(creven) /
clooste(r) vand(er) halfstrate ter ii[er] en(de) de goeden /
der voers(creven) chartroijse(n) ter iii[d(er)] zijde(n) Item e(n) sulle(n) /
de voers(creven) wi(n)ne(n) de selve lande(n) bi(n)ne(n) den drije /
leste jaere(n) dese pachtinge(n) nijet moege(n) hore /
vruchte(n) Item het aest oft fruijt jaerl(ijcx) opde v(oer)s(creven) /
boegaerde(n) wasse(nde) zulle(n) de voers(creven) meeste(r) halff /
en(de) wi(n)ne(n) halff en(de) halff parte(n) en(de) deijle(n) en(de) /
sulle(n) de voers(creven) wi(n)ne(n) des meesters hellicht
//
schuldich zijn hem thuijs te levere(n) zoe wa(n)neer /
tselve geles(en) ende gedeijlt zal zijn dwelck zij /
oijck gelijckel(ijck) sulle(n) doe(n) afflese(n) Item de wi(n)ne(n) /
zulle(n) oijck schuldich sijn de(n) meester sijn core(n) /
ende graen zoe wanneer tselve gedorssche(n) sal sijn /
inde voers(creven) collegie thuijs te levere(n) Item /
sulle(n) oijck de voers(creven) wi(n)ne(n) jaerl(ijcx) hu(n)ne(n) termijn(en) /
dueren(de) schuldich sijn te levere(n) tseve(n)tich bussele(n) /
wallems om de huijsinge(n) der voers(creven) hoeve(n) daer /
mede te decke(n) ende alsme(n) daer decke(n) oft /
plecke(n) sal sulle(n) de selve wi(n)ne(n) schuldich zijn /
naerde(r) ende aen te haele(n) leem en(de) zavele soe /
vele alsme(n) daertoe behoeve(n) sal Item sulle(n) de /
voers(creven) wi(n)ne(n) schuldich sijn de voers(creven) huijsinge(n) te /
houde(n) in goed(en) loffel(ijcken) reparatie(n) van wa(n)nd(en) ende /
muere(n) van(den) onderste(n) rijchel nederwerts en(de) nijet /
voerde(r) behalve(n) van(den) muere en sulle(n) sij wi(n)ne(n) daer /
inne nijet gehouden sijn dan voer soe vele d(aer)aff /
vergae(n) oft bederve(n) waere doer hu(n)ne(n) toedoene /
en(de) onochtsaemheijt Item sulle(n) de voers(creven) wi(n)nen /
jaerl(ijcx) schuldich sijn te vege(n) ruijme(n) en(de) de /
rijoele(n) tonderhoude(n) ende te bevrede(n) alle de grachte(n) /
waterloope(n) ende strate(n) aen(den) goed(en) vand(en) hoeve /
liggen(de) wel ende loffel(ijck) gelijck dat behoert /
zond(er) cost ende last der voers(creven) collegie(n) ende /
bij alsoe zij daerinne gebrekel(ijck) viele(n) zal de /
collegie tselve moege(n) doe(n) doe(n) te(n) coste en(de) /
laste der selve(r) wi(n)ne(n) ende zoe loffelijck /
vermacht zijn(de) tot hu(n)ne(n) affscheijde(n) alzoe te late(n) /
en(de) de reene(n) tussche(n) de lande(n) ligge(nde) tond(er)houden en(de) /
te versiene soe dat nijema(n)t der selve(r) collegie(n) /
ae(n) heure goede(n) te nae(n) en come dwelck oft /
gebuerde zulle(n) de voers(creven) wi(n)ne(n) schuldich zijn /
der voers(creven) collegie(n) te condige(n) behalve(n) nochta(n)s /
ingevalle van slandts wege(n) als bijd(en) wechmeeste(r)
//
oft dier gelijcke eenige bestekinge gebuert /
van strate(n) oft waterleijde(n) vonde(n) te moete(n) ruijme(n) /
datme(n) gewoonl(ijck) is te doen(e) dat de winnen /
daeraff nijet e(n) sulle(n) gehoude(n) zijn behalve(n) dat /
sij tselve hu(n)ne(n) meester tijts genoech condige(n) /
Item de nijeuwe geacht int scheijde(n) vanden /
boogaert stae(nde) sulle(n) de voers(creven) wi(n)ne(n) int geheele /
op zijde schuldich zijn te ond(er)houde(n) en(de) tot dijen /
oijck de putzeele(n) totte(n) borreputte toebehoerende /
met hu(n)ne gebuere(n) halff en(de) halff tonderhouden /
Item sulle(n) oijck de voers(creven) wi(n)ne(n) tot hu(n)ne(n) /
affscheijde(n) hu(n)ne meesters insgel(ijcx) overbringe(n) /
alle de p(ar)cheele(n) van lande(n) bee(m)pde(n) ende /
blocxkens wel gespecificeert mett hu(n)nen /
regen(ooten) op hu(n)ne(n) costen Item oft daer eenige /
boome(n) te truncke(n) waere(n) zulle(n) zij wi(n)ne(n) die /
moge(n) truncke(n) soe verre als thaffsteel gegaen /
heeft ende de verdroochde willige(n) sulle(n) de /
wi(n)ne(n) moge(n) affhouwe(n) zetten(de) voer elcke(n) twee /
leven(de) pote(n) Item de oeft oft fruijt boome(n) /
sulle(n) de voers(creven) wi(n)ne(n) schuldich zijn tege(n) de(n) /
winter tontgrave(n) ende wederom te decken /
ten behoerl(ijcken) tijde ende die jonge oeftboome(n) /
sal de voers(creven) meeste(r) doe(n) verdorne(n) zoe verre /
hen belieft dwelck gedaen zijn(de) sulle(n) de voers(creven) /
wi(n)ne(n) gehoude(n) zijn die voertaen(en) op hu(n)ne(n) cost /
wel loffel(ijck) te verdoerne(n) ende die alsoe verdirnt /
te houde(n) de(n) tijt des(er) pachtinge dueren(de) en(de) die /
soe te laete(n) tot hu(n)ne(n) affscheijd(en) in vuegen /
dat die voers(creven) beeste(n) d(aer)ae(n) ghee(nen) schade doe(n) /
en sulle(n) Item oft bijde(n) voers(creven) oft hu(n)ne huijsgesin(nen) /
aen(den) ti(m)meringe pleckerije oft metselrije van(den) /
voers(creven) huijse ijet gebroke(n) wordde bij fortsen /
dat de voers(creven) wi(n)ne(n) tselve op hu(n)ne(n) cost schuldich
//
sulle(n) sijn te reparere(n) en(de) in state te stelle(n) Item /
tot des voers(creven) staet sulle(n) de voers(screven) wi(n)ne(n) ten /
affscheijde(n) van tvoers(creven) winhoff schuldich zijn inde /
messie te laete(n) mest weerdt zijn(de) vier rinsg(ulden) /
en(de) noch xxv mandele(n) stroots Item sulle(n) noch /
de voers(creven) wi(n)ne(n) schuldich sijn de(n) voers(creven) termijn dueren(de) /
jaerl(ijcx) te love(n) kermisse inde voers(creven) collegie /
te levere(n) een(en) goeden loffel(ijcken) ende vette(n) hamele /
ten minste(n) weerdt zijn(de) drije ende een(en) halve(n) rinsg(ulden) /
alle welcke conditie(n) en(de) voerweerde(n) voers(creven) hebbe(n) /
de voers(creven) p(ar)tije(n) hinc inde malcandere(n) geloeft en(de) /
gelove(n) bij des(en) onverbrekel(ijck) te voldoe(ne) en(de) te volbr /
volbringe(n) ta(m)q(uam) ass(ecu)[t(u)m] geloven(de) voerts de voers(creven) /
wi(n)ne(n) ter manisse(n) desselfs huns meesters voe(r) tvoldoe(n) /
der voers(creven) pachtinge(n) goede zekere en(de) sufficien(te) cautie /
te stelle(n) p(ro)ut obligan(do) et submitten(do) coram /
liedekercke winde octobr(is) xxvi[a] /
Nagekeken doorInge Moris , Dieter Peeters
ModeratorInge Moris
Laatste update:: 2013-08-01 door Inge Moris