Item in tegewoerdicheijt des meijers en(de) der / scepen(en) van loeve(nen) naebescreve(n) gestae(n) catlijne(n) / van(den) bossche dochter wijle(n) goerdts met (con)sente / wille wetene en(de) overstaen(e) peeters de brier / haers mans woonen(de) te holsbeke heeft opgedrage(n) / met behoerl(ijcke) v(er)thijenisse ee(n) erffrinte van / vier carolusg(ulden) te xx st(uijvers) tstuck en(de) thie(n) st(uijvers) / vallen(de) jaerl(ijcx) te halff meerte de welcke / de voers(creven) wijle(n) goedt van(den) bossche met scepen(en) / brieve(n) van loeve(nen) in date xvii junii a(n)no xv[c] / lv bij overbringe(n) der scepen(en) van(den) laethoeve / des heere(n) van bruessel tot kerckem v(er)crege(n) / heeft gehadt ae(n) en(de) op een huijs en(de) hoff mette(r) /toebehoerte(n) stallinge(n) brouca(m)me en(de) alle ande(re) / zijn(en) toebehoerte(n) gelege(n) tot kerckem voerscreve(n) / groot o(n)trint ee(n) dachmael en(de) alnoch op ee(n) / dachmael bee(m)pts gelege(n) aen(den) hare(n)bee(m)pt inde / voers(creven) scepen(en) brieve(n) van loeve(nen) in date voers(creven) / naerder gebaptis(eer)t en(de) der zelve(r) catlijne / van(den) bossche tege(n) huere(n) medeerffgen(aemen) opd(en) x[e(n)] / augusti lestled(en) voe(r) schepe(nen) van kerckem in / deijlinge gebleve(n) exp(osito) soe es d(aer)inne gegoedt / ende geerft te(n) erffel(ijcken) rechte hee(r) ende m(eeste)r / franchois goethals doctoer inde(n) rechte(n) tot / behoeff va(n) hem zelve(n) en(de) van jouff(rouw)e catherina / va(n) gobbelsrode zijn(en) huijsvr(ouwe) woone(nde) te loeven(en) / p(er) mo(dum) et sat(is) p(ro)d(icti)? coniuges ind(ivisim) et war(as) voe(r) / ee(n) goede o(n)belaste en(de) onverthierde rinte p(ro)ut
//
cederen(de) voerts mede voers(creven) peeter de brier / en(de) catlijn(en) van(den) bossche zijn(en) huijsvr(ouwe) de(n) voers(creven) / hee(r) en(de) m(eeste)r franche(n) en(de) zijn(en) huijsvr(ouwe) de(n) brieve(n) / d(aer)aff sijn(de) mette(n) geluefte(n) van genoech doe(nen) gara(n)tschape / en(de) alle ande(r) inde zelve brieve(n) begrepe(n) te(n) / zelve(n) rechte en(de) om de(n) voers(creven) heere(n) en(de) m(eeste)r / franche(n) en(de) zijn(en) huijsvr(ouwe) van(den) jaerl(ijcxen) betaelinge(n) der / zelve(r) rinte(n) te bat te versekere(n) en(de) altijts soe / vele te doe(ne) dat de voers(creven) rinte van vier carolus / guld(en) en(de) thie(n) stuijvers zal jaerl(ijcx) de(n) zelve(n) heere(n) / en(de) m(eeste)r franche(n) en(de) zijn(en) huijsvr(ouwe) en(de) actie hebben(de) binne(n) / des(er) stadt gelevert en(de) betaelt zal wordde(n) los en(de) vrij / in alle(n) vueghe(n) gelijck inde zelve brieve(n) begrepe(n) staet / quolib(et) ass(ecu)t(u)m ende tot voerde(r) vasticheijt van(den) voers(creven) / betaelinge(n) der zelver rinte(n) te doen(e) binne(n) des(er) stadt / van loeven(en) zoe heeft de voers(creven) catlijn(en) van(den) bossche / mette(n) zelve(n) huere(n) man in tijtele van wettige ond(er)pand(en) / v(er)bond(en) en(de) v(er)obligeert de goede(n) naebescr(even) te weten(e) / ierst een(en) boegaert groot o(n)trint ee(n) halff boender / gelege(n) tot kerckem voers(creven) tussche(n) de goede(n) der / voers(creven) opdragersse(n) ter eenre de goede(n) van spaus / collegie binne(n) des(er) stadt ter ii[er] en(de) een driesch / ald(aer) ter derd(er) zijde(n) Item noch ee(n) dachmael bee(m)pts / gelege(n) ind(en) lange(n) bee(m)pt tussche(n) de goed(en) jans / van pulle ter eenre de goede(n) van spaus collegie / voers(creven) ter ii[er] en(de) de goede(n) anthoenis paulus / pavillon ter iii[er] zijd(en) Item noch ee(n) huijs gelege(n) / toplijntere tussche(n) sheere(n) straete ter eenre de / goede(n) der taefele(n) van(den) heijligengeest tot oplinthere / ter ii[er] en(de) de goede(n) m(eeste)r peeters van . halewijck / ter iii[er] zijde(n) de quibus quid(em) sub pignorib(us) sat(is) indivis(im)
//
et war(ans) opde co(m)mere(n) en(de) laste(n) daer te voere(n) / uuijtgae(nde) p(ro)ut obligan(do) et submitt(endo) cor(am) liedekercke / ketelboetere maelcote septembris p(ri)ma /