It(em) joh(ann)es de daelhem de pamele [en(de) jan sijn sone p(ri)[(us)] ema(ncipa)[tus]] in jegenwordicheit d(er) scepen(en)/ van loeve(n) gestaen heeft [hebben] geloeft openbaerlic dat hi [sij] scadeloes/ ontheffen quijt en(de) vry houden sele(n) lijsbette(n) weduwe claes wilen/ vande(n) putte en(de) m(ar)griete(n) en(de) odylien hae(r) dochte(re)n van ii(½)/ mudde(n) rogs lovensch(er) mate(n) lijfpensien ten live joffr(ouwen) m(ar)griete(n)/ van oppendorp die de voirs(creven) wilen claes vanden putte met/ ande(re)n sine(n) medeburghe(re) d(er) selv(er) joffr(ouwen) m(ar)griete(n) voe(r) scepen(en) va(n)/ loeve(n) bekendt en(de) geloeft hebbe(n) En(de) oec van iiii mudde(n)/ rogs d(er) mate(n) voirs(creven) lijfpensien ten live lijsbette(n) sjaeden/ die de voirs(creven) wilen claes met sine(n) burgen d(er) selv(er) lijsbette(n)/ sculdech is met scepen(en) brieve(n) va(n) loeve(n) d(aer) op gemaect/ En(de) hier na heeft voert bekent de voirs(creven) lijsbeth weduwe/ claes wile(n) vande(n) putte dat si gehaven heeft van den voirs(creven) janne/ van daelhem xxxv g(ri)pen dwelc de voirs(creven) jan van daelhem al/ lossen sal en(de) betaelt heeft op de coop vanden gelde dat hij jegen/ d(er) voirs(creven) lijsbetten gecocht heeft vi zillen lants gelegen te/ boensbeke in twee stucken d(aer) af deen stucke houden(de) iii(½) zille/ es gelegen aende winckelstrate tuschen de bij walm(er)shem tuschen/ de tafle sheilichs gheests van loven(e) en(de) de goede henric/ couwens dander stucke houden(de) ii(½) zille es gelegen aende/ blockstrate tuschen de goede jans van meensele ende de/ goede vrancken oliviers rike borch(oven) junior ja(nuarii) xxviii